aelv-1.jpg

Wat gebeurde er bij mijn arrestatie in Kinshasa?

Beste vrienden,

Even een berichtje, ruim een dag nadat ik terug ben gekomen van een bewogen en bijzonder gezegende reis naar Congo. Alleen school er wat venijn in de staart... De waarheid is als volgt. Ik vertel het even nauwkeurig, omdat allerlei kranten er een indianenverhaal van hebben gemaakt.

Op de dag dat ik zou vertrekken (donderdag 18 augustus) ging ik met onze advocaat Kas, de directeur van ons werk in Afrika, ds. Luswa en een andere medewerker, ds. Antoine, naar het hooggerechtshof in Kinshasa. We hebben namelijk een zaak lopen tegen de oud secretaris-generaal van onze beweging, Margot Kubadika, die zich het huis van de beweging heeft toegeëigend met valse eigendomsbewijzen (in Congo kun je voor een paar honderd euro van alles regelen, het land gaat aan corruptie ten onder.) Margot wist dat ik die dag zou vertrekken. Sinds jaren had hij me al gedreigd dat hij me zwaar zou treffen, zodat ik nooit meer zijn land in zou kunnen komen. Ik had al wekenlang een slecht gevoel over die laatste dag van mijn reis.

We moesten even wachten op de aankomst van de plaatsvervangend procureur generaal. Om de tijd wat aangenaam door te komen dronken we bij een restaurantje achter het gerechtshof een flesje coca cola. Er kwam een man in onze buurt zitten. Heel vreemd had hij wel een boek opengeslagen, maar las niet. Hij keek geregeld in mijn richting. Opeens riep hij mij toe: “U bent toch ds. Abram Krol?” Hij stelde zich voor als een serieuze gelovige, die graag wilde dat ik voor hem bad. Meteen kwam iemand anders ook naar me toe, en zei me te herkennen van samenkomsten. Hij wist niet meer waar precies... Tegen Luswa zei ik: “Kijk uit! Valstrik.” In de hand van de eerste ‘gelovige’ zag ik mijn foto.

De onbekenden wilden dat ik even meeliep naar hun kantoortje, ter wille van een rustig gebed. Toen ik ruggespraak wilde met de advocaat werd ik vastgepakt. Ik vroeg naar wat er aan de hand was. Ik wist niet dat die mannen in burger agenten waren. De burger heeft geen rechten in Congo. De vraag om even te horen wat er aan de hand was, veroorzaakte een woedende uitval. Nog weer twee mannen kwamen aangesneld, en door vier man werd ik geweldadig beetgepakt en gestompt. Als een varken werd ik honderd meter meegesleurd door het zand, toen over een stenen vloer, ten aanschouwen van honderden mensen. Het was druk.

Ik werd neergesmeten in een bureautje, boordevol medewerkers van de criminele brigade. Maar hoe die eenheid heette hoorde ik pas uren later. Wat er aan de hand was volgde nog weer later, nadat ik al vier uur was ondervraagd.

De inspecteur bleek al snel een machtswellusteling. Met groot genoegen herhaalde hij om de vijf minuten dat ik diezelfde nacht in de gevangenis zou doorbrengen. Ik zat te hijgen als een rund, en mijn hart ging flink te keer. Maar ik behield mijn tegenwoordigheid van geest. Alle lettertjes in mijn paspoort werden overgeschreven met de snelheid van een eersteklasser. “Waar staat het nummer?” “Nooit een paspoort gezien?” Ik had besloten de man slecht ter wille te zijn. “Ik zie hier een schoon stukje, daar kunt u wel knielen. Dan zal ik eens een stevig gebed voor u afsteken...” Iemand in de hoek van de kamer begon te grinniken. De inspecteur schold hem uit. Dat trok weer extra bezoekers. Drie nieuwsgierigen verdrongen zich in de deuropening. Ik sprak luid. “Ik stel hier de vragen.” “Wat vraagt u dan?” De inspecteur werd nerveus. Weer iemand lachtte. Hij sprong woest overeind. Zijn chef kwam erbij, ook al op het oog een genadeloos wezen. Die kon uitstekend schelden, eerst tegen hem, toen tegen mij. Ik draaide me om op mijn stoel. “Volgende vraag...” De man kon me wel villen. Had ik een Congolees geweest, dan was dat waarschijnlijk ook gebeurd.

Eerst moest ik dan toch maar naar de plaatsvervangend procureur generaal. Er kwam een instructie ‘van boven’. Bewaakt door twee goed gewapende agenten werd ik afgevoerd, als de meest gevreesde misdadiger uit het land. Na een teleurstellend bezoek aan de hoogste laag van het Congolese ‘krom’ (wegens omkoping?) ging de ondervraging verder. Daar wachtte een andere inspecteur me op. De andere was té moe... (Hij werd teveel bespot door zijn collega’s, was mijn inschatting.) Ik had een tegenpuntje gescoord.

De gebedsbehoeftige inspecteur legde een briefje neer op het bureau van zijn collega. Ik kon het op zijn kop lezen. “Langzaam aan!” Dat deed de dame die me moest ondervragen dan ook. Ze stond steeds maar stil bij onbeduidende details. Terwijl ze bladerde in het dossier zag ik een bekende foto, uit het begin van 2005. “Niet te snel hoor, mevrouwtje...” Ik wees op het briefje. Ze schaamde zich.

Ik had pornografische foto’s genomen, en die gepubliceerd tegen de uitdrukkelijke wil van de betrokkenen zei ze in grote ernst. Ik begon te lachen. “U bent een grapjurk. Wat een leuk grapje.” Haar collega’s schaarden zich gniffelend rondom ons. Er werd een overdrukje getoond van een artikel in Uitdaging over een reis naar de pygmeeën. Een foto toonde twee mannen in hun onderbroek in een rivier, met vracht op hun hoofd. “En nu de aanstootgevende foto. Hebt u die ook?” Maar dat was deze. “Mens, schaam je je niet te pletter met die stomme vragen. Die mannen staan daar te poseren, dat zie je toch? Niets tegen hun wil, en niets dat niet door de beugel kan.” De inspecteur schaamde zich inderdaad te pletter, vooral toen ze openlijk werd uitgelachen. Haar collega’s probeerden de dagelijkse sleur te doorbreken met onze worstelwedstrijd.

“En wat hebt u hierop te zeggen?” Ze haalde een beduimeld en gekreukeld e-mailbericht tevoorschijn, met 2004 als datum. Ik zou erom gelachen hebben, ware het niet een verduivelde valstrik. Een valse aangifte... Wat te doen? Ik voelde paniek opkomen. In het berichtje ‘erkende’ ik aan een onbekende (ik moest hem namelijk uitleggen dat ik een predikant was uit Nederland...) dat ik geen zendeling was, maar een geheim agent die met de oppositie samenwerkte om de president weg te krijgen. Niemand leek het te deren dat de ontvanger van het bericht geen naam droeg, geen e-mailadres had en dergelijke. De oppositie ken ik zelfs niet. Maar wat maakt dat uit? Het is de criminele brigade niet om de waarheid te doen. Het gaat alleen om geld. Dat bleek al snel.

Mijn paspoort kreeg ik niet terug. Maar via een onofficiële woordvoerder kwam de aap uit de mouw. Bij 3000 dollar aan contanten zou men ‘eventueel kunnen besluiten’ mij mijn reisdocument terug te geven. Het was bijna 17 uur. Over een uur moest ik me melden op de luchthaven voor de terugreis. Maar het ophalen van mijn koffer vergde al minstens 2 uur, of nog meer gezien de enorme files in de stad op het einde van de dag... Ik kreeg het paspoort niet terug. 3000 dollar had ik niet, en ik wilde niet meewerken aan dit vuile spelletje.

De ambassade wilde me direct helpen. de consul ging mee naar het bureau van de criminele brigade, waar ik me een dag later moest melden. Dat was even slikken voor de dienders. Ambassades geven geen steekpenningen. Na twee-en-eenhalf uur werd duidelijk dat ik geen geld hoefde te betalen voor het terugkrijgen van mijn paspoort (behalve dan een fooi van 150 dollar). Die 3000 dollar kwam later. Dat was de straf op andere activiteiten, tenminste als ik snel betaalde. Want nader onderzoek zou kunnen uitwijzen dat ik daarmee wel erg gemakkelijk van mijn toch niet geringe zonden af zou komen... Nou ja, niets dan lof voor de Nederlandse ambassade. Eindelijk een plaats waar je als mens werd behandeld.

De inspecteur die me arresteerde is van dezelfde stam als Margot. Dat telt zwaar in Congo. Hij zal wel omgekocht zijn met grof geld, want anders wordt er zelfs geen aanklacht geaccepteerd. Ambtenaren worden soms langer dan een jaar niet betaald. En zelfs indien wel, dan is hun salaris te klein om er een week per maand van te kunnen leven. Dus móet ieder zijn toegang nemen tot fraude en corruptie. Wie het meest betaalt, krijgt gelijk. Dat is een ongeschreven wet, die boven alle andere wetten staat. En de overheid is niet bij machte hier iets aan te doen. Heb je een mooie auto en een jaloerse buurman? Morgen is die auto van je buurman, die valse eigendomspapieren laat maken. Is iemand jaloers op je? Dan kan hij je ervan beschuldigen dat je een meisje in een stad waar je nooit bent geweest hebt verkracht. Je zit in de Makalagevangenis voordat je het beseft. We stopten eens op een teken van een agent. Ik wilde niet dat de chauffeur doorreed, zoals gebruikelijk. We werden er direct voor gestraft. We hadden achter de streep moeten stoppen. Maar die was er niet. Dat was dan een boete van 50 dollar, direct te betalen. Er zat een blanke in die auto, en die hoor je nu eenmaal te bestelen.

Ik houd van de mensen (niet het systeem) in Congo. Ze zijn vriendelijk. Er is meer ruimte voor het Evangelie dan in Europa. God heeft voor mij de weg naar dat land geopend. En als God roept, wie zal dat dan keren? Zelfs geen overheidcrimineel.

Intussen zit ik met meer dan 1000 dollar schuld vanwege die vermaledijde valse aanklacht... Daar zal ik ook wel weer bovenop komen. Over die rechtszaak praat ik maar niet. Maar als we het huis terug hebben, zal het geld ervoor zeker besteed worden voor ons werk: bijbelverspreiding, productie van boeken en brochures, evangelisatiecampagnes en Gemeentegroei-conferenties. Ons werk is nog niet af. En al die ellende was een extra stimulans voor al onze medewerkers. We willen het kwaad overwinnen, ook al komt dat uit de hoek van de zogenaamde bestrijders van het kwaad.

Met vriendelijke groet en Gode bevolen,

Bram Krol
Gorinchem, 24-08-2011