TE GEK OM LOS TE LOPEN
Een getuigenis uit de bergen van Nepal
Met kettingen werd hij vastgebonden. Maar al snel wist hij ze open te breken. Met touwen lukte het ook al niet. Hij was zo vreselijk sterk. Het hele dorp Pokhari was bang voor Babindra. Hij was levensgevaarlijk. Niemand durfde meer langs zijn huis te lopen.
Op betere dagen bewerkte hij zijn stukje land, of liep hij als kruier met zware vrachten enorme afstanden over de smalle paden door de bergen van Nepal. Dan opeens sloeg zijn ziekte weer toe. Meerdere keren heeft hij één van zijn vier kinderen of zijn vrouw proberen te vermoorden. Eens wilde hij haar tierend van een steile helling afgooien. De dorpelingen, die het geschreeuw hadden gehoord, kwamen gewapend met machetes op hem af. Opeens vertrok hij met een verdwaasde uitdrukking, om dagenlang doelloos rond te zwerven.
Vaak staarde hij maar wat voor zich uit, zonder een woord te zeggen. Maar op een dag ging hij thee drinken bij zijn neef Ran, die ver weg woonde, in het dorp Murkuchi. Deze was Christen geworden, tot ieders ongenoegen. Was dat de reden om juist naar hem toe te gaan? Hij ging anders nooit op bezoek.
Ran was toverpriester geweest. Hij neuriede monotone melodietjes bij de zieken thuis, met onverstaanbare teksten. Na enige tijd kwam er dan een vreemde macht over hem. Dan wist hij niet meer wat hij deed. Hij trilde over zijn hele lichaam. Vaak genazen mensen dan. Ran was toen een machtig man. Maar wie kende zijn onrust en zijn angst? Hij zat in de ijzeren greep van boze machten. Tenslotte wilde hij zelfs zelfmoord plegen, de enige uitweg die hij kon bedenken.
Babindra keek zijn neef zelfs niet aan, toen hij kortaf zei: ”Je moet voor me bidden.” Meer niet. Ran bad. Hij riep de andere gelovigen erbij. Na een dag vertrok Babindra weer. Er leek weinig te zijn veranderd. Maar toch…
De vrouw van Babindra hoorde wat er gebeurd was. Ze wist dat de God van de Christenen mensen genas. Ze merkte wel een verandering op in haar man, voor wie ze nog steeds sidderde. Verandering? Het hele dorp zei dat zoiets niet kon. De boze laat zijn slachtoffers toch nooit los.
Drie maanden na het eerste bezoek bij Ran besloot Babindra opnieuw naar hem toe te gaan. “Je moet nog eens voor me bidden. Het begint al te helpen…” Het klonk wat onbeholpen. Maar liet hij zo zijn geloof zien? Hij wilde bevrijd worden van die moordzuchtige kracht die hem terroriseerde en van al die angstaanjagende dromen en vreemde, dreigende stemmen in zijn hoofd. Ran bad opnieuw.
“Ik voel dat het heeft geholpen. Ik ga maar weer!” zei Babindra opeens. Hij maakte aanstalten om te vertrekken. “Hier blijven,” zei Ran. “ Het wordt al avond. Pokhari is veel te ver.” Inderdaad, dat is een voettocht van minstens zeven uur voor een geoefend loper als Babindra. Maar Ran had nog een reden. “Morgen ga ik met je mee. Je vrouw moet ook Jezus leren kennen. En je kinderen ook.”
Babindra was genezen. Voor het eerst in vier jaar kon hij normaal met mensen praten. Hij lachte weer. En zijn angstdromen bleven weg. Niemand in Pokhari kon het begrijpen. Van psychiatrische stoornissen wist niemand iets. Maar ze wisten wel dat de duivel zijn slachtoffers nooit loslaat. Toch was Babindra voor ieders oog weer normaal en levenslustig. Van zijn gewelddadigheid was niets meer over. Hij was een vredelievend man geworden. En dat kon niemand begrijpen. De mensen waren er op slag van overtuigd dat Jezus de beste en de sterkste is. Maar Babindra kon niet goed uitleggen wie Hij is. Hij - de kroongetuige in Pokhari - wist nog hoegenaamd niets van de Bijbel.
Dit alles vond twee jaar geleden plaats. Vier jaar is hij ernstig bezeten geweest. Het is een wonder dat zijn vrouw nog bij hem is. Niemand kan geloven, dat die aardige, goedlachse man voorheen een groot gevaar voor de hele omgeving was. Heel het dorp praat erover. Jezus is de machtigste! Ze sturen hun zieken naar één van de weinige Christenen, om voor hen te bidden. En ze staan wagenwijd open voor het Evangelie. Maar zelfs Babindra weet er nog zo weinig van. Een open deur – maar wie gaat er doorheen?
Bram Krol
verschenen in het magazine Opwekking, mei 2014