aelv-2.jpg

Persoonlijke perikelen

Hoe ben ik in de zending gekomen? Die belangstelling was er altijd al. Toch bleef ik in Nederland, ook een zendingsgebied. Ik wilde me niet ‘begraven’ ergens in een stam of dorp. Dat leek me te benauwd. Bovendien moest ik nog veel studeren, in de wetenschap dat ik dat nodig zou hebben voor de taak die voor me lag. Maar ik kwam al geregeld in India en Nepal met de Himalayan Evangelical Fellowship, vanaf 1977. Dat vormde me. Daarnaast hadden enkele kostelijke gebeurtenissen een enorme invloed. God leidt mensen op een wonderlijke wijze. Hier een paar kostelijke verhalen.

 

Naar Korea

Vanaf de tijd dat ik predikant was in Vijfhuizen raakte ik geïnteresseerd in Gemeentegroei. Ik had daar kennis mee gemaakt in 1977, toen ik door Agapè (toen: Instituut voor Evangelisatie) was uitgenodigd om in Californië grote evangelisatie-acties te bezoeken, om die dan ook in Nederland door te voeren. Dat gebeurde. Mijn belangstelling voor Gemeentegroei nam toe. Ik kon mijn gebrek aan kennis aanvullen door een studie in de Sociale Wetenschappen aan de Open Universiteit. Dan kon ik gewoon doorgaan met mijn werk, toen als leider van het studentenwerk en van de zendingstak van Agapè. Maar moest ik wel studeren? Dat was een gewetensvraag. Studie betekende minder tijd voor evangelisatie. Dat leek me niet goed. We hebben teveel generaals en te weinig soldaten in het leger van de Heer, heeft George Verwer (O.M.) eens gezegd, en dat was ik roerend met hem eens. Ik wilde een goede soldaat zijn, en had geen ambities om het tot generaal te schoppen. Maar Gemeentegroei boeide me enorm. Dan toch maar studeren? Ik kwam er niet uit 

Ik bad een vreemd gebed, vond ik. Het leek me wel van boven te worden aangereikt. “Heer, open de weg naar Korea. Amen.” In Korea was een opwekking gaande, en het leek me heel goed mijn leven aan zo’n verheven zaak te wijden. Daarvoor kon ik Gemeentegroei gebruiken. Juist in Korea groeide de kerk enorm. Maar ik kende er niemand, had geen geld voor die reis en zou niet weten waar ik iets over die opwekking zou kunnen horen. Zou dat gebed echter verhoord worden, dan wist ik dat voor mij het licht op groen stond om te studeren. Het leek echter een onmogelijkheid en daar had ik vrede mee.

De telefoon ging. “Of ik naar Korea wil?” Ik wist niet meer goed uit mijn woorden te komen. De E.O. aan de lijn. Er was een journalist uitgevallen en er moest iemand met Feike ter Velde mee naar een groot zendingscongres in Seoul. En toen had er iemand aan mij gedacht... We kregen de beste informatie die je je kunt indenken. En ik kreeg een enorme zet vooruit. Dat was in 1981.

 

Geert

Ik zou met Kerst ’76 preken in de Hervormde Gemeente van Harlingen. Het was een betoverende avond. Er was sneeuw gevallen. Het gele licht uit het klassieke kerkje viel naar buiten, en verlichtte alles sprookjesachtig als een kerstkaart van Anton Pieck. Na afloop van de samenkomst zou er koffie geschonken worden in een verenigingsgebouw. Toen ik daar aankwam zat er alleen een slechtziende man. De andere bezoekers kwamen later, toen wij al flink aan de praat waren. Hij heette Geert, een Amerikaan van Friese afkomst, die een mengtaaltje sprak van Engels-Fries-Nederlands. Hij stelde me een vraag. “Meneer, wanneer je vannacht zou komen te overlijden, weet je dan dat je bij God in de hemel komt?” Mijn antwoord bevredigde hem. “Jij bent de eerste in Nederland die zo’n helder antwoord heeft. Weet je wie dat ook zou doen? Die dominee van vanavond...” Dat was ik, maar dat had hij niet gezien.

Geert was naar Nederland gekomen om de evangelisatiemethode van Evangelism Explosion te introduceren. Maar niemand toonde er belangstelling voor. Ik wel. We hebben prachtige dingen meegemaakt in 1977/8 in Vijfhuizen. Veel mensen (onder wie erg veel buitenkerkelijken) kwamen toen tot geloof en sloten zich bij de gemeente aan.

We hielden contact,en begin jaren ’90 kwam Geert opnieuw op bezoek. Er zat een gat in mijn schoen. Dat was niet zo erg, want niemand zag het. Dus ging ik verder op de oude voet. Het regende en ik vroeg of ik aan de andere kant kon lopen. “Waarom?” “Er zit een gat in mijn schoen, en mijn voet wordt nat”. Een half uur later had ik twee paar nieuwe schoenen. Daar had ik het niet om gedaan. Ik leefde nu eenmaal zuinig.

Een jaar of wat later vertaalde Geert mijn boek: “Gemeentegroei compleet” in het Engels. Daar heb ik in Ghana en India dankbaar gebruik van kunnen maken, en later gingen er ook stapeltjes naar engelstalige opleidingen in Lima (Peru), India en Nepal. Nog geregeld gaan er exemplaren naar predikanten uit Ghana en Liberia, en vanuit het Engels kon de Nepalese vertaling worden gemaakt, waarvan de tweede editie al weer grotendeels op is.

 

Naar Afrika

Ik gaf lessen en cursussen in Gemeentegroei, predikkunde en het opzetten van bijbelgroepen, overal in het land en soms in Vlaanderen of op Curaçao. In het najaar van 1996 kwam Sita Luemba op bezoek in Nederland, waar hij had gestudeerd voordat hij in zijn eigen land een theologische opleiding had opgebouwd en ook een grote gemeente. Hij wilde weten wat voor lessen ik gaf. Hij werd er enthousiast van. “Dat hebben we in Kongo ook nodig. Waarom kom je geen lesgeven bij ons?” Dat leek me wel wat. Ik sprak Frans. Maar wie moest dat betalen?

Ik besloot de zaak aan God voor te leggen. “Heer, als ik naar Kongo moet, geef dan dat ik daar giften voor ontvang.” Maar wie zou een gift voor Kongo kunnen geven, als mijn wens niet bekend was? Dat wist ik niet. Maar al vrij snel na dat verzoek van Sita moest ik preken in een pinkstergemeente in Den Haag. De oudste die me opwachtte bij de deur, vroeg van alles over Gemeentegroei. “Geef je ook wel eens les in het buitenland?” Ik had wel eens een lezing gegeven in India, zei ik, en er lag ook een verzoek uit Kongo. India interesseerde de man niet zo, maar over Kongo raakte hij niet uitgepraat. Hij sprak er met de andere leiders van de gemeente over, en die ochtend vertrok ik met een kollekte die een aardig bedrag had opgeleverd, én met de overtuiging dat ik nu toch echt naar Kongo moest. En zo gebeurde het dat ik, net twee maanden voordat de dictator Mobutu in 1997 werd verdreven, in Kongo les gaf terwijl de spanning in het land om te snijden was.

 

Postbode

In 1999 had ik geen geld meer om de rekening van de Belastingdienst te betalen.. Ik heb nooit zo gewerkt aan het ophogen van de giften van vrienden en familieleden, waarvan ik bij Agapè moest leven. Ik besloot om bij te verdienen, eerst vier weken in een fabriekje in Arkel als ongeschoold arbeider. Daarna werd ik voor vijf weken postbode. Hoewel ik er veel plezier in had, besefte ik dat - als er niets veranderde - ik elk jaar op dezelfde wijze de eindjes aan elkaar zou moeten knopen. Maar voor dat jaar was ik tenminste uit de problemen. De rest moest ik maar aan God overlaten. Ik wilde niet gaan bedelen om geld.

Uitgerekend op het eind van mijn dienstbetrekking stopte er een Mercedes naast me. “Wat spook jij uit?” vroeg iemand, die ik kende als een lid van een gemeente waar ik vaak preekte. Hij was de directeur van een groot familiebedrijf. Ik legde hem uit dat ik geld nodig had. “Waarom kom je dat mij dan niet vragen?” Daar had ik nog nooit aan gedacht. We maakten direct een afspraak. Hij hield me voor dat ik geen roeping had voor postbode en zo, allemaal dingen die ook in mijn hoofd opkwamen. Het einde van het verhaal is dat ik een toezegging kreeg van een groot bedrag, waardoor ik niet alleen zonder zorgen kon leven, maar ook mijn internationale werk kon uitbouwen.

 

Manager

We waren op weg naar de bruiloft van mijn tweede zoon, Anselm in 2000. Ik mocht met een vriend van hem meerijden, Erwin. Ik zat in de rats. Mijn werk groeide enorm, maar ik ben een slecht coördinator. Ik verzoop in de chaos en werd er onrustig van. Ik had een manager nodig, maar waar vind je die? En geld had ik niet.

“Jij hebt een manager nodig!” concludeerde de chauffeur. “En dat ga ik voor je doen. Je werk is dat waard.” Nog voor het feest was ik al helemaal in de wolken. Erwin is een man met goud in zijn handen. Binnen een paar weken had ik een boekhouder, een secretaresse en een ontwerper.

Toen kon de groei van het zendingswerk en Gemeentegroei doorgaan. Niet lang daarna kwam er nog weer iemand in het vizier. Bert is de man die onze website onderhoudt. Hij voelde de roeping om zending en evangelisatie met zijn kunnen te ondersteunen. Maar hij wist niet waar hij daarmee terecht kon. En toen kwam hij op mijn weg. Nog dagelijks heb ik profijt van die wonderlijke bruiloft...

 

Ach ja...

Zo ben ik nu eenmaal. Ik doe er niemand kwaad mee. Een theezakje kun je voor drie bekers gebruiken of vijf kopjes. Een koffiefilter kun je minstens driemaal gebruiken. Dan blijft er nog wat extra geld over voor het internationale werk. Dat vind ik leuk. En met slechts één gat gooi je nog geen schoen weg. Wacht op een tweede, om niet in gewetensconflict te komen. En sokken krijgen nu eenmaal gaten onder de voetzool. Dat ziet toch niemand.

Maar de Heer roept. Dwars door onze besognes heen roept Hij, leidt Hij, beschermt Hij en stuurt Hij. Dat heb ik aan den lijve ervaren.

Inmiddels is Gemeentegroei de sleutel die vele landen voor me opent. Die studie was niet voor noppes. Had de Heer niet ingegrepen, dan had ik mijn tijd niet ‘verdaan’ aan vele uren studie. Eer komen nu meer mensen tot geloof dan ik ooit voor mogelijk heb gehouden. Hoe anders kan het lopen!

 

Bram Krol, 5/9/’14