Verslag van de reis van Bram Krol naar Somaliland en Congo, juli/augustus 2011
Een interessante reis met veel bijzondere ervaringen. Helaas stond deze in het teken van ziekte. In Nepal, voorafgaande aan de reizen naar Afrika, was ik al ziek geworden (een of andere parasiet), en dat ging niet over. In Kikwit werd de feitelijke oorzaak vastgesteld. Het juiste medicijn ontbrak echter, ook in Kinshasa. Dat betekende voor mij: weinig of niets eten en weinig energie.
Somaliland
Somaliland trek ik bij dit verslag, hoewel op de keeper beschouwd de reis naar dit land niet onder St. Facilite valt. Maar het zal velen interesseren dat het hulpverleningswerk waarvan ik de start heb mogelijk gemaakt in 1998, reusachtig groot is geworden. Doses of Hope heeft 4 takken van arbeid: Microcredit (60.000 mensen hebben daarvan al geprofiteerd), hulp voor gehandicapten en de allerarmsten (vakonderwijs, het maken van kunstledematen), blindenschool (de eerste in het land; er is o.a. een jongen die blind is en zijn beide onderarmen mist. Hij kan lezen met zijn tong en schrijven met zijn voeten) en aidspreventie.
De Yibirs noemen zichzelf Hebrews. Ze zijn vooral de laatste 50 jaar onderworpen aan een geforceerde aanpassing, waardoor nog maar weinigen hun eigen taal spreken, een Hebreeuws dialect naar eigen zeggen. Ze zijn verwant aan diverse andere stammen in het zuiden van Somalië, Ethiopië (in het woongebied van de Oromo-stam) en Yemen, waar ze wel een miljoen mensen tellen. De Somalilandse Yibirs zijn op zoek naar hun eigen wortels. Ze zijn ooit onder dwang geïslamiseerd. Hun aantal is betrekkelijk klein: 30.000 mensen of wat meer, verspreid wonend en zwaar gediscrimineerd. Ze mogen geen grond of zelfs kleinvee bezitten en de meesten van hen zijn smid, wat als een onrein beroep wordt beschouwd. Doses of Hope heeft een rehabilatieprogramma voor hen en andere gediscrimineerde groepen. Mijn zegslieden waren vooral hun eigen sultan en een parlementslid van het Somalische parlement in Mogadishu, zelf een Yibir, die om die reden op de dodenlijst staat van Al Shabab, de Al Qaida van de Hoorn van Afrika.
Congo, werk in de Bandundu
In Congo reisde ik meteen door naar Bandundu-ville, de hoofdstad van de grote Bandundu-provincie, een stad met 600.000 inwoners. Voor het eerst werkten de traditionele protestantse kerken en de opwekkingsgemeenten samen. Dat was even wennen. De Gemeentegroeiconferentie trok 3 dagen lang 125 belangstellenden, onder wie 40 predikanten. De evangelisatiecampagne op de middagen trok telkens 2000- 2500 belangstellenden. 1400 mensen gaven te kennen dat ze Christus wilden volgen.
Toen naar Bagata (100.000 inwoners), 150 kilometer naar het zuiden. Die stad leek door de Geest op onze komst te zijn voorbereid. De conferentie (3 dagen) trok ook daar 125 deelnemers, onder wie 30 predikanten. De campagne was uitgesmeerd over 4 dagen. Elke dag waren er ongeveer 3500 – 4000 belangstellenden. Ongeveer 2100 mensen gaven aan dat ze Christus wilden volgen. Opmerkelijk was de deelname van vrijwel alle autoriteiten, onder wie de ‘administrateur du territoire’, een districtsbestuurder van een district dat ruim de helft van de oppervlakte van Nederland beslaat, met 850.000 inwoners.
Grote doorbraak in Mbuji-Mayi
Mbuji Mayi (een miljoen inwoners) wordt wel de wereldhoofdstad van de industriële diamant genoemd. We werden er ontvangen door een groot kerkgenootschap, de Evangelische Kerk van de Getuigen van Christus, met meer dan een half miljoen leden + aanhang. Men had besloten om voor het eerst van haar bestaan een grote openluchtcampagne met een enorme geluidsversterking te houden. (Wij hadden hen instrumenten etc. gegeven voor een kleinere campagne, zoals wij die gewend zijn, maar ze wilden meer... Ze hebben zelf het grootste deel van de onkosten betaald.) Tijdens de tweedaagse conferentie waren er meer dan 250 deelnemers, onder wie 70 predikanten, en vrijwel alle anderen waren mensen die ook voorgaan in hun (grote) lokale gemeenten. Toen kwam er een driedaagse evangelisatiecampagne. Eerst waren er 9000, toen 12000 en tot slot 15000 belangstellenden, onder wie zeer veel gelovigen uit de kerk van de ‘Getuigen’. Het liep als een trein. Uitstekend georganiseerd. Elke avond waren we op de regionale tv te zien. Elke dag had ik interviews met journalisten van radio en tv. En we hadden een interessant gesprek met de gouvereur van de provincie (met ruim 11 miljoen inwoners), die de eerste campagnedag geheel meemaakte. De tweede dag was de voorzitter van het provinciale parlement aanwezig en de derde dag de burgemeester van de deelgemeente waar de campagne plaats vond. Daarnaast heb ik in 3 kerkelijke samenkomsten gesproken.
Anders
Ik heb in een aantal kerkdiensten gesproken, naast Mbuji Mayi in Bagata, Kikwit en Kinshasa. In totaal sprak ik tot 1575 mensen in de kerken. In Kinshasa was er een feestdag van een kleine groepering, met 3 predikanten. ze hadden hun wettelijke erkenning ontvangen. Twee van hen zijn vrijwillige medewerkers van onze beweging, ds. Albert en ds. François Mufokoto. Het was een plezier om vlak voor vertrek naar het vliegveld bij hen te kunnen zijn in een gezamenlijke eredienst.
We hebben veel overleg gehad over bijbelverspreiding, ook met het Congolese Bijbelgenootschap. Voor ons kantoor in Kikwit en voor ds. Richard Mayoko (die de campagnes in de Bandundu met ons meetrok) heb ik computers en technische onderdelen kunnen meenemen.
We konden 3 mensen die uitzichtloos ziek waren helpen: een jonge vrouw die vrijwel blind was, maar geopereerd kan wordn, een jongen van 14 met gangreen in een bovenbeen, en men was al van plan dat been te amputeren en een vrouw die 8 maanden geleden haar been brak, en met traditionele medicijnen geen stap verder kwam. Het is maar een druppel op een gloeiende plaat, maar ook zo wilden we iets van de grote liefde van Christus doorgeven.
Opmerkelijk
Na Somaliland was ik nog niet van de Hebreeën af. In Bandundu-ville ontmoette ik ds. Fidèl, een Mennoniet, die sinds 20 jaar profetieën ontvangt specifiek bestemd voor het Joodse volk. Ik heb wat in zijn aantekeningen mogen kijken. Hij gaat heel diep op allerlei bijbelse begrippen in, om de eenheid tussen Oude en Nieuwe Verbond te laten zien en het onontkoombare van het geloof in de Messias, maar ook van het volk Israël. Hij zoekt naar contacten met mensen die hem met Israël in contact kunnen brengen.
Verder had ik nog wat ‘gedonder’ met de politie, vanwege een valse aanklacht ingediend door iemand die zich het huis van de beweging heeft toegeëigend met valse eigendomspapieren. Hij dacht zo definitief van me af te komen, om ongestoord zijn verkeerde weg te kunnen vervolgen. Dat alles heeft me veel spanningen en verdriet opgeleverd, en een gedwongen verlenging van mijn reis met drie dagen. We moeten nog even de tanden op elkaar zetten, in de hoop dat ons nog voor Kerst ’11 recht zal worden gedaan.
In Bagata had ik een leuk contact met het traditionele stamhoofd (de heer Motiki) van de wijde omgeving (60 dorpen). In die man zit een verhaal. Ik denk aan de wonderlijke vraag die hij me stelde “Mag ik u 6 cent geven? Meer heb ik niet...” (6 cent is ongeveer 20 Congolese francs). Onderweg met de jeep naar Bagata hebben we hem bezocht in zijn woonplaats Pana. Daar kregen we een bokje, een schaal vol krioelende palmlarven en wat vruchten... Maar wat mij het meest aanspreekt, is dat we ook in dat dorp het Evangelie mochten brengen.
Kortom: een opmerkelijke reis, met grote zegeningen en grote beproevingen, met humor en verdriet, maar met het oog op de eindoverwinning.
Gorinchem, 24-08-‘11
Bram Krol