De humanistische Übermensch
Tot vervelens toe klonk de afgelopen maanden over de radio: “Ik geloof in mensen”. Politici, kunstenaars en filosofen herhaalden het refreintje. Het Humanistische Verbond heeft dringend nieuwe leden nodig. Het lijdt aan bloedarmoede. De echo van haar leugentje om bestwil werd nog versterkt doordat de N.C.R.V., die dit ook wel goed vond klinken. Maar wat moet een weldenkend mens met die slogan?
Kun je in mensen geloven? Natuurlijk, je kunt iets van hen verwachten. Je kunt ze bewonderen, maar ook verguizen, ophemelen en de grond in boren en zo nog het een en ander. Maar dat is nog geen geloof. Ze vormen echter geen houvast, geven geen innerlijke zekerheid of een bestaansreden. Een marsmannetje zou nog zo dom kunnen zijn in mensen te geloven, maar voor de mens zelf valt daar geen geloof te halen. Er is slechts één onontkoombare slotsom: ze ‘bestaan echt’. Maar dat wisten we al lang.
Waarom die geloofsbelijdenis? “Ik geloof in de mens, de vader, de schepper van hemel en aarde...?” O ja? Wat een vreemd geloof. Nog geen slablaadje kan die mens maken, geen luis, geen steen. Sinds de middeleeuwen probeert hij langs slinkse wegen goud te maken. Nog geen grammetje... En die stuntelaar is het kroonstuk van het humanisme?
Vanwaar die prikkelende slogan? Je zou toch verwachten dat ‘geloof’ de mensen niets meer zegt? Maar dat is niet het geval. Wanneer ze niet in God geloven, dan wel in een substituut: buitenaards leven, geesten en engelen, een bovennatuurlijke intelligentie, de sterrenhemel, goeroes en geestelijke gidsen, overleden heiligen... Maar dat euvel willen de humanisten niet bestrijden. Waar kun je leden vinden, als je bijna uitsterft?
Wel, onder de kerkverlaters! Zij hebben nog altijd het gevoel ‘ergens’ bij te moeten horen. Ze zijn ‘iets’ kwijt. Ze zoeken een rechtvaardiging voor hun afvalligheid. Op dat knagende geweten speelt het Humanistische Verbond in. Ze biedt deze mens een aardig excuus: “Maar ik geloof ook wel iets...” Die paar eurootjes voor het lidmaatschap dienen als de perfecte aflaat.
Maar wie kan zeggen, zonder zich dood te schamen: “Ik geloof in mensen?” De mens die redt, schuld vergeeft, de deur naar de eeuwigheid opent, de zondaar zalig maakt, bovennatuurlijke vrede uitdeeelt... Is dan uiteindelijk de supermens opgestaan, die slaagt in dingen die anderen niet kunnen? Wie is die humanistische Übermensch, die het waard is om in te geloven? Die bestaat niet. Het is boerenbedrog, een utopie, bijgeloof.
Bram Krol
Bron: Gezamenlijk Kerkblad januari 2011