Geloof is levenskunst!
In de ontoegankelijke oerwouden van de Democratische Republiek Congo wonen ongeveer anderhalfmiljoen pygmeeën. Ze zijn de meesters van het woud, gifmengers eerste klasse, in staat om eigenhandig een olifant te doden, of een jaguar, of een mambaslang. Maar voor andere mensen zijn ze totaal ongevaarlijk. Ze worden door de lange bantoes als het uitschot van de maatschappij beschouwd. Niemand raakt een pygmee aan, niemand is bevriend met ze. Komt een pygmee ergens binnen, dan gaat ieder geïrriteerd uit de weg. En als bantoes pygmeeën tot slaven maken, doden, en zelfs opeten...? Zelfs dan is er geen verzet onder hen. Ze geloven namelijk wat er over hen gezegd wordt: dat ze niet meetellen. Ze zijn zelfs geen mensen, maar een veredeld apenras (sic!). Totdat ze massaal tot geloof kwamen...! In grote groepen hervinden de pygmeeën momenteel hun menselijke waardigheid. Door het geloof!
Wat is de mens waard? In eerste instantie zal hij, door het geloof, zijn kleinheid zien. “Zie ik de hemel, het werk van uw vingers, de maan en de sterren door U daar bevestigd, wat is dan de sterveling dat U aan hem denkt, het mensenkind, dat U naar hem omziet?” (Psalm 8:4,5) Maar dan ontdekt diezelfde verbaasde gelovige nog iets anders: “U hebt hem bijna tot een god gemaakt, hem gekroond met glans en glorie, hem toevertrouwd het werk van uw handen en alles aan zijn voeten gelegd: schapen, geiten, al het vee, en ook de dieren van het veld, de vogels aan de hemel, de vissen in de zee en alles wat trekt over de wegen der zeeën.” (:6-9) De mens die God vindt, hervindt zichzelf, zijn taak, zijn positie, zijn waardigheid! Dat ligt besloten in de aard van het geloof.
Het wonderlijke is, dat je er weinig aan hoeft te doen. Als je ziet hoeveel zware uren de psycholoog nodig heeft om iemand met een slecht zelfbeeld weer op het goede spoor te krijgen, is dat echt verbluffend. Ik heb met pygmeeën gesproken, die zich totaal niet durfden te verzetten toen tientallen van hun dorpsgenoten werden gedood door bantoes. Ze hadden giftige pijlen kunnen afschieten, ze konden vluchten, maar deden niets. Ze ‘waren niets’, vonden ze zelf, toen, tien tot twaalf jaar geleden. Nu zou zoiets niet meer gebeuren. Ze hebben Christus leren kennen. En al is hun kennis gering – ze zijn anaflfabeten – ze zijn enorm veranderd.
Een mens verandert meer door God de lof toe te zingen, dan door zware studies, psychologische sessies of trainingen. Zijn we ons dat nog wel bewust? Elke ochtend een psalm zingen is niet alleen een geloofsuiting, het is een sterk medicijn! Zo iemand begint de dag anders, positiever, vol verwachting... Die staat sterk! Dat leert Psalm 8 ons heel helder. “Heer, onze Heer, hoe machtig is uw naam op heel de aarde. U die aan de hemel uw luister toont – met de stemmen van kinderen en zuigelingen bouwt U een macht op tegen uw vijanden om hun wraak en verzet te breken.” (:2,3) Dat is heel openbarend! Niemand kan zoiets bedenken, alleen God. Mensen dreigen met geweld en terreur, mortieren en granaten, en wie kan daar tegenop? Maar God laat Zich imponeren door het gebrabbel van de baby en het vals gezongen liedje van de peuter. Die bereiken iets bij Hem, en niet de grote vechtersbazen.
Maar bij de stem van zuigeling en kind voegt zich nog een andere, die in de hemel graag gehoord wordt. “Heer, onze Heer, hoe machtig is uw naam op heel de aarde.” (:10) Dat is de stem van de mens, die bij God levensvernieuwing vond, en Hem daarvoor looft. Wie God looft, hervindt zichzelf. Dat was niet het vooropgezette plan. Je kunt God niet loven vanwege de bijbedoeling er zelf beter van te worden. Zo iemand prijst slechts zichzelf, en noemt de naam van God erbij, bijna als een vloek. Het is als met de zon. Wie de zon opzoekt, baadt in het licht. Toch is er geen twijfel mogelijk. Dat licht omstraalt de zonzoeker, het komt niet van hemzelf. Het valt hem toe.
Een gelukkig mens praat meer over God, minder over zichzelf. Hij denkt meer aan God dan aan zichzelf. Hij verwacht alles van God en niets van zichzelf. Wat een heerlijke bevrijding. Hij is als iemand die zijn verloren gewaande pincode terug vindt, en opeens zijn tegoeden kan opnemen. Bevrijd de mens uit de kooi van zijn begeerten en misvattingen, zijn zelfvernietigende gedragingen en verslavingen, zijn nerveuze hoogmoed, zijn bedrieglijke betweterij. Wat zal hij gelukkig zijn, als bijna-god en tevreden met verder niets!
vragen:
1. In Matteüs 21:16 verwijst Jezus – onder gespannen omstandigheden - naar de zuigelingen in Psalm 8. Waarom?
2. Ook elders vind je de vraag naar de waarde van de mens. Hoe wordt deze beantwoord in Job 7:17,18? Wat wordt hier toegevoegd aan wat we leren in Psalm 8:6?
3. Moeilijker is het uit Psalm 144 een antwoord te vinden, op de vraag die daar in vers 3 gesteld wordt. Wat is de mens eigenlijk waard?
Bram Krol
Bron: Uitdaging, sept 2007