de beroeps-preker
Door kerkorden wordt de predikant verheven tot een klasse apart. Hij/zij kan dingen doen, waar een gewone gelovige zich maar beter niet aan kan wagen, zoals zegenen, preken, sacramenten bedienen of diensten leiden. Elke zondag wordt dat opnieuw bevestigd. Predikanten sjezen door het hele land, om hun kunsten tot op grote afstand te vertonen als acrobaten op de ker(k)mis.
Kleine en zwakke gemeenten moeten wel eens slikken, als ze na afloop van de vertoning meer dan 100 euro kwijt zijn aan vergoedingen. Dat bedrag is weliswaar niet onredelijk, maar hun kas is al zo leeg. Ter wille van de goede zaak hebben ze geen keus. De kerk moet doorgaan, wat zonder beroepskracht niet gaat! Die honderden kilometers moeten daarom wel overbrugd worden.
Miljoenen zullen nauwelijks nadenken bij het verschijnsel van de zondagse preeknomaden, de reli-acrobaten, per definitie in staat tot activiteiten die boven het normale menselijke niveau uitgaan, als makelaars in zegeningen...
Dat exclusivisme is onbijbels. Iedere gelovige kan profeteren, zegenen, bidden en getuigen. Studie en wijding kunnen (reeds aanwezige) gaven versterken, maar maken ze niet uniek. Waarom zijn er geen lekepredikers in alle kerken, en zeker in gemeenten die nauwelijks de eindjes aan elkaar kunnen knopen? In de praktijk zal iemand, die een gemeente goed kent, zinvoller kunnen preken en dienen dan een onbekende, zonder enige lokale binding.
Roepingen lopen niet parallel aan het aantal wijdingen, of het aantal academische theologische diploma’s. Er zijn tallozen met gaven om te verkondigen, te evangeliseren en dergelijke. Elke gelovige is een geroepene, met geestesgaven verrijkt. Je hoeft geen honderd kilometer verder een specialist te zoeken, die (zonder titel misschien) reeds in eigen kring aanwezig is. Op dit punt zijn veel kerken ver van de Bijbel afgedwaald.
Bram Krol
Bron: Uitdaging, april 2007