Hoe duur is genade?
bijbelstudie over Galaten 3
De actualiteit van het onderwerp moge duidelijk zijn. Is Gods genade afhankelijk van de mens, of deels van hem afhankelijk of juist niet? Velen menen dat de mens aan een aantal morele en geestelijke voorwaarden moet voldoen om met God in het reine te komen. De wereldreligies (buiten Christendom en Jodendom) stellen dat de verlossing gebaseerd is op de daden van de mens. In de Islam is dit wel heel sterk het geval. Ook in het Christendom zie je de neiging om de daden van de mens, zo niet als basis van de redding, dan toch als een onmisbaar onderdeel daarvan te zien. “Je moet er toch wel iets voor doen,” is een uitspraak die dat laat zien. O ja? Wat dan? En hoeveel?
Op verzoek van een gemeentelid van de Gereformeerde Kerk van Zwijndrecht bewerk ik een studie over dit onderwerp. Het onderwerp is te zwaar voor een korte meditatie in een blad, dus ik moet er een apart artikel aan wijden. Ik over dit bijbelgedeelte (Galaten 3) gepreekt, maar dat doe ik gewoonlijk zonder aantekeningen. Hierbij dan.
De grote vraag is: Hoe vinden we de verlossing? Hoe krijg je vergeving en het eeuwige geluk?
“Je moet er zelf wel iets voor doen.” Dat meenden de kersverse gelovigen in Galatië (in het midden van het huidige Turkije, een gebied waar Galliërs zich hadden gevestigd). Eerst waren ze tot geloof gekomen door de boodschap van de apostel Paulus. Toen hij na korte tijd was vertrokken, kwamen er andere leraars van de Bijbel. Hun boodschap was, dat Paulus alles wel heel gemakkelijk had voorgesteld, namelijk dat God de zondaar vergeeft op slechts zijn schuldbelijdenis en geloof. Zij vonden dat de mens er zelf toch ook iets voor moest doen. De wetten van Mozes staan toch niet voor noppes in de Bijbel? Dat klonk aannemelijk. Dus werd een nauwkeurige navolging van die oude wetten verplicht gesteld.
“Galaten, u hebt uw verstand verloren! Wie heeft u in zijn ban gekregen?” (Galaten 3:1) vraagt Paulus. Hij neemt stelling tegen hun mening. Is dat terecht? Ze bedoelen het toch uiteindelijk goed? Is er dan iets mis met het navogen van de wet? Die komt toch van God? Inderdaad, met de wet is niets mis, maar wel met de gelovigen die het nakomen ervan beschouwen als een voorwaarde om de liefde van God te verkrijgen. Dat is een kapitale misvatting. Paulus komt dan met een aantal argumenten om het onhoudbare van hun mening aan te tonen.
“Hebt u de Geest ontvangen door de wet na te leven, of door te luisteren en te geloven?” (:2) Wanneer de Galaten daar even bij stilstaan, moeten ze Paulus toegeven, dat de grote wonderen en de vernieuwing die ze hebben ervaren, het gevolg waren van hun geloof. En dat geloof vonden ze door de eenvoudige boodschap van de apostel. Toen ze later de wet invoerden, is hun geloofsenthousiasme niet toegenomen, maar juist getemperd. Je zou zeggen dat de invoering van iets, dat als wezenlijk wordt gezien voor het geloof, toch goede vruchten had moeten afwerpen. Maar niets daarvan...
Ik kan dat met een voorbeeld duidelijk maken. Als jongetje hield ik enorm van fietsen. Toen ik eens iemand op een eenwielig fietsje over een koord zag rijden, leek mij dat wel een leuke, toekomstige baan. Dus ik besloot te oefenen om in een perfect rechte lijn te fietsen. Vanaf het moment dat ik dát probeerde, begon ik juist te slingeren. Ik ergerde me eraan, probeerde het opnieuw, opnieuw... Maar met averechts resultaat. Heel frustrerend. Pas later begreep ik het. Wanneer je fietst, richt je je oog op een vast punt, en daardoor kun je je evenwicht bewaren. Vanaf het ogenblik dat ik een volkomen recht spoor wilde trekken, richtte ik mijn oog op het voorwiel - een bewegend punt - en daar begon het geslinger. Zo is het ook met de gelovige. Wanneer hij alleen Jezus in het oog houdt (een vast punt), kan hij zonder problemen een recht spoor trekken. Maar zodra hij de aandacht op zichzelf richt (instabiel), om een nog grotere perfectie te bereiken, gebeurt juist het tegenovergestelde.
Dat was er in Galatië aan de hand. De gelovigen raakten teleurgesteld, boos op zichzelf en op elkaar; ze raakten hun hoop en zekerheid kwijt. Ze kwamen niet dichter bij God, maar voelden zich afdrijven. Ze meenden dat ze zich nog meer moesten inspannen. Nog steeds wilde het niet tot hen doordringen dat ze op de verkeerde weg zaten. Het was toch bijbels wat ze deden? Daar was toch niets op aan te merken? Of toch wel?
“Bent u werkelijk weer zo dwaas weer op uw eigen kracht te vertrouwen, en niet op de Geest? Is alles wat u hebt meegemaakt dan voor niets geweest? Dat kan toch niet!” (:4,5)
Paulus interpreteert de pogingen van de mensen in Galatië om de wet te onderhouden als een manier om zichzelf in de plaats van de Geest te stellen. Het is niet vroom wat ze doen, maar juist het tegenovergestelde.
Maar hoe zit het dan met de wet? Die is toch goed? Dat is ze, maar dan moet je haar wel goed gebruiken. De wet is er om het persoonlijke, sociale en geestelijke leven te reguleren. Maar ze is niet bestemd als entreekaartje voor de hemel.
Paulus geeft - naast het eerste argument vanuit de persoonlijke geloofservaring - nu vier argumenten uit de Bijbel, waardoor hij het ongelijk aantoont van de wetticisten. Het geloof moet in overeenstemming zijn met wat God openbaarde. De illusie van de wetticisten, dat zij pas echt goed naar de Bijbel luisteren, ontmaskert hij zo.
1. “Van Abraham wordt gezegd: Hij vertrouwde op God, en dat werd hem als een daad van gerechtigheid toegerekend.” (:6) Dit grijpt terug op een uitspraak uit Genesis 15. God zag het geloof van Abraham, en beschouwde hem daarom als een rechtvaardige. Hij was gerechtvaardigd in Gods oog, zijn zonden waren hem kwijtgescholden. Maar toen bestond bijvoorbeeld de wet op de besnijdenis nog niet. Die werd pas later gegeven, in Genesis 17. Wanneer de wet heilsnoodzakelijk is, bestaat er geen heil (redding, rechtvaardiging) buiten de wet om. Maar hier zien we dat het heil verkregen wordt op grond van het geloof, niet op grond van de navolging van de wet. Dat is een altijd geldend principe. “En dus wordt iedereen die gelooft samen met Abraham, de gelovige, gezegend.” (:9)
2. “Maar iedereen die op de wet vertrouwt is vervloekt, want er staat geschreven: Vervloekt is eenieder die niet alles doet wat het boek van de wet bepaalt.” (:10) Deze aanhaling uit Deuteronomium 27: 26 komt dus direct uit de boeken van Mozes. Hier zien we een belangrijke eigenschap van de wet. Ze toont wel de zonden aan, maar vergeeft ze niet. Bovendien is het niet zo, dat je een zonde kunt neutraliseren door een goede daad. Wie een boete krijgt voor het rijden door rood licht, kan dat niet vereffenen door de volgende keer er niet doorheen te rijden. De wet vereist volkomen gehoorzaamheid, geen halve. De wet veroordeelt wel, maar spreekt niet vrij.
3. Opnieuw komt Paulus uit bij het wezen van de genade. Het is een gift, die onverdiend wordt ontvangen door het geloof. Dat leert de Bijbel duidelijk, ook het Oude Testament, de Joodse Bijbel. “De rechtvaardige zal leven door geloof.” (:11) Dit werd ooit zo geschreven door de profeet Habakuk. Niet de wet, maar het levende geloof bepalen hoe een mens tegenover God en de eeuwigheid staat. Wie zich op de Bijbel beroept, om te bewijzen dat onze onderhouding van de wet mede bepalend is voor ons behoud, gebruikt de wet voor een doel, waar deze niet voor bestemd is. De wet is er om het persoonlijke, geestelijke en sociale leven te ordenen. En daarom is ze goed. Maar ze bestaat niet om er de hemel door te verkrijgen.
Dan lijkt het erop of het hele betoog onderuit wordt gehaald. Nog weer een aanhaling uit de boeken van Mozes, namelijk Leviticus 18:5. “De wet daarentegen is niet gegrond op geloof, want er staat: Wie doet wat de wet voorschrijft, zal daardoor leven.” (:12) Krijgen we het (eeuwige) leven nu door het geloof, of door onderhouding van de wet? In het laatste geval zitten we echt klem. Dan moet je de wet onderhouden om met God in het reine te komen, maar je weet van tevoren dat je er geen zier mee opschiet. Hoe moeten we dit zien?
Het voorgaande is geen tegenstelling met wat er eerder gezegd werd. De wet geeft leven, namelijk hier op aarde. De wet vergemakkelijkt het leven, beschermt het, geeft er diepte aan, toont principes en wijst de goede richting. Maar de wet geldt alleen voor dit leven; niet voor de eeuwigheid. Het is geen sleutel, die op de hemel past, zogezegd. God gaf goede, wijze wetten aan zijn volk Israël, zodat er rechtvaardigheid zou zijn en iedereen gelukkig zou kunnen leven.
Is de wet van Mozes altijd geldig? Nee. De wet is ook een middel geweest om Israël af te schermen van de andere volken, zodat ze het Woord van God ongeschonden zou bewaren, tot aan de komst van de Messias, Jezus Christus. Daarna was die beperkende maatregel van dat deel van de wet (de ceremoniële wet) niet meer nodig. De profeten hadden dat al aangekondigd. God zou zelf de wet in de harten van de mensen schrijven. Welke wet? De algemeen geldige wetten, die tot in de eeuwigheid zulen blijven, zoals die staan samengevat in de Tien Geboden. (Maar ook deze kunnen geen mens redden voor de eeuwigheid.)
4. “Maar Christus Jezus heeft ons vrijgekocht van deze vloek, door voor ons te worden vervloekt, want er staat geschreven: Vervloekt is ieder mens die aan een paal hangt.” (:13) Dit komt uit de wet van Mozes, Deuteronomium 21:23. Het is opmerkelijk dat deze straf, die als een zwaardere straf geldt dan de dood door steniging, nooit aan een inwoner van het volk is voltrokken. Waarom staat deze dan vermeld in de wetten van Mozes? Omdat deze wet tot slot eenmaal is toegepast. En dat is veelbetekenend; tegelijk is dat de oplossing van onze vraag: Hoe vinden we verlossing?
De wet veroordeelt. Hoe kun je dan ooit behouden worden? Dat betekent dat elk mens schuldig staat voor God, want niemand heeft ooit de wet volkomen nagevolgd. Want de wet eist volkomenheid, in gedachten, woorden en daden.
Hoe kan Jezus dan vervloekt zijn? Hij was juist de Enige, die niet gezondigd heeft. Maar daardoor kon Hij ons vrijkopen van de vloek en veroordeling, die over ons lagen. Toen Hij voor God verscheen met de zonden van de mensheid, bleek er geen enkele mogelijkheid tot verlossing te bestaan. Zonde leidt tot de dood. “Het loon van de zonde is de dood, maar het geschenk (d.i. de genade) van God is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Heer.” (Romeinen 6:23) En dat wordt in Galaten 3:13 precies zo gezegd. Wat wij niet konden, deed Hij. Wie zuiver voor God wil staan, moet niet pronken met zijn eigen verdiensten. De wet veroordeelt hem, altijd en onvermijdelijk. Maar wie door het geloof achter Christus mag schuilen, vindt genade.
Dat wordt prachtig samengevat in Galaten 2:21: “Ik verwerp Gods genade niet; als we door de wet rechtvaardig zouden kunnen worden, zou Christus voor niets gestorven zijn.”
Bram Krol
20/11/12 (aangevuld 18/12/13)
P.S. Dit vraagt natuurlijk om een verder uitleg van de zin van de wet. Het roept ook de vraag op: Kun je dan zomaar een puinhoop van je leven maken? T.z.t. hoop ik ook dat in een studie te verduidelijken.