Bezem erdoor, Geest erin

            een boodschap voor een verstarde kerk

 

Hoe krijgt de kerk de trekken van een overwinnende, aantrekkelijke beweging van Jezus? Hoe krijg je de apostolaire beweging, die de wereld overrompelde, weer op de been? Moeilijk kan het niet zijn. De kerk van de beginperiode bestond niet uit hooggeleerde heren. Mensen uit het volk, zonder hogere opleiding, waren in staat tientallen gemeenten te stichten en te leiden, voor een groot deel in andere landen en culturen. Dan kunnen wij dat toch ook? Maar waarom gaat het dan vaak zo moeizaam?

 

De eeuwen door zijn er talloze gewoonten ontstaan die de kerk uiteindelijk hebben verstard. Die gewoonten hebben weinig of niets met de Bijbel te maken. Ze zijn te verklaren als pogingen om de kerk bestuurbaar te houden door een overzichtelijke en afgesloten groep leiders. Dat had te maken met hun strijd tegen sektarische invloeden. Voor een deel zijn ook gebruiken uit de maatschappij overgenomen in de kerk. Dat is begrijpelijk. Maar het is - op de lange duur - niet zinvol. Er is te veel verloren gegaan dat tot het wezenlijke van de christelijke kerk behoort.

 

Om het heel prikkelend te zeggen: We hebben de gemeenschap van Jezus in een zieltogend gedrocht verandert. Dat geldt zeker voor de Europese kerken. En wat heel erg is, weinigen schijnen het te zien. Alsof we nog nooit de Bijbel hebben gelezen, of dat we verleerd zijn conclusies uit het Woord van God te trekken.

 

Waar wringt ‘m de schoen?

Lees het discipelenbevel uit het slot van Matteüs. (Dat is een juistere omschrijving dan het bekende: zendingsbevel). Discipelen zijn gewoon: gelovigen. Alle gelovigen. Dat wordt bijvoorbeeld duidelijk uit Handelingen 11: 26 “Het was in Antiochië dat de leerlingen (d.i. discipelen) voor het eerst christenen werden genoemd.” Alle gelovigen zijn discipelen en alle discipelen zijn Christenen.

 

In Matteüs 28: 19,20 zien we dat er een aantal taken klaarligt voor de discipelen, dus: alle gelovigen. “Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen..., en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat Ik jullie opgedragen heb...” Discipelen moeten dus: Mensen opleiden in het geloof, de Bijbel onderwijzen, een christelijke levensstijl opbouwen, evangeliseren en dopen. Dat alles behoort niet exclusief tot de taak van een deskundige of ‘geestelijke’. De kerk van Christus is in principe een lekenbeweging. Maar die beweging heeft wel leiders nodig om het grote geheel bijeen te houden en verder te helpen. Leiders moeten echter geen taken van de anderen overnemen. (Maar, omdat ook leiders gewoon ‘discipelen’ zijn, zullen ze zich samen aan die taken wijden.)

 

Zijn er nog andere taken die de discipelen kunnen uitvoeren? O ja. Vanaf het begin werden ze door Jezus erop uitgestuurd om te preken, te bidden voor zieken en boze geesten uit te werpen. Dat klinkt velen in de kerken vandaag vreemd in de oren. Veel gelovigen kunnen nog geen vrij gebedje hardop bidden, staan bij een zieke met een mond vol tanden en weten het werk van de boze al helemaal niet te onderscheiden. Is dat niet vreemd? De eerste discipelen, in wiens schoenen ze staan, gewaagden van talloze bekeringen, genezingen en bevrijdingen. Dat was de normale gang van zaken. Maar hoe is dat vandaag? Hoe staat het met de moderne discipel?

 

We zijn er nog niet. Nog veel meer taken legde de Heer in de handen van de discipelen. De viering van het heilig avondmaal (de eucharistie) bijvoorbeeld en de opbouw van de kerk. Lees bijvoorbeeld 1 Korintiërs 11: 33. “Daarom, broeders en zusters, wees gastvrij voor elkaar wanneer u samenkomt voor de maaltijd.” Dit gaat over het heilig avondmaal gecombineerd met een maaltijd. De viering lag in handen van ‘broeders’ (in het Grieks staat ‘zusters’ er niet bij). Het zal sommigen schokken. We zijn zo gewend dat de sacramenten, doop en avondmaal, eventueel ook de geestelijke begeleiding van mensen, bevestiging van een huwelijk, handoplegging, het geven van een zegen en bijbeluitleg in de gemeente toevallen aan ‘professsionals’. Dat vind je nergens in het Nieuwe Testament.

 

Zelfs de ouderling en diaken, deden niet ‘alles’. Dat zijn de meest voorkomende ambten. Zij gaven leiding aan het lokale geestelijke leven, maar niet met uitsluiting van de gaven van anderen. Er waren mensen met een speciale roeping. Ieder kreeg zijn eigen geestesgaven toebedeeld. Ook nu, want God verandert niet. Maar geven we er de ruimte voor? Moeten we niet proberen zoveel mogelijk mensen in kerkenwerk in te schakelen?

 

Toch was er was geen wildgroei of anarchie. Taken werden niet vervuld louter en alleen op hyperindividuele ingevingen. Er was orde. De kerk wist wat ze geloofde. Bij een goede leiding ontstaat er geen gerommel bij de inschakeling van velen. De kerk was een kolossale, geordende lekenbeweging.

 

Voordelen van de kerk als lekenbeweging

Een kerk heeft veel te winnen bij een brede inschakeling van ‘leken’.  

1e           Een lekenbeweging is krachtig. Massa’s mensen streven hetzelfde doel na.

2e           Op deze manier is de kerk moeilijk te bestrijden. Ondanks vervolgingen groeide ze. Wanneer iemand werd gearresteerd, namen anderen zijn/haar taak over.

3e           Een lekenbeweging breidt zich snel uit. Het vergt veel tijd om mensen ‘hoog’ op te leiden, maar in een beweging ontvangen velen een behoorlijke vorming in korte tijd. De kerk wordt op deze manier heel slagvaardig.

4e           Souplesse. Elke gelovige kan getuigen en nieuwe gelovigen om zich heen verzamelen, of hij nu in een sloppenwijk terecht komt, in een vreemd land of in de gevangenis. In een lekenbeweging werk je ernaar toe dat elke gelovige de nodige kennis en ervaring opdoet en breed inzetbaar is.

5e           Aanpassing. Een lekenbeweging past direct in de cultuur en taal/dialect van de omgeving, waardoor ze goed kan communiceren en zich plooit naar de lokale omstandigheden.

6e           Een beweging kan sneller inspelen op missionaire ‘volksbewegingen’. Soms komen er duizenden mensen in korte tijd tot geloof, zoals met de eerste Pinksterdag van de gemeente. Dat gebeurt nog steeds, ik heb ’t meerdere keren meegemaakt. In Nederland zag ik enkele keren de bekering van meer dan 100 mensen binnen een week, vaak jongeren. Het is bijna niet te doen om door fulltime krachten (die er altijd tekort zijn) zo’n toestroom te leiden. Maar een lekenbeweging kan snel mensen vormen en hen inschakelen.

7e           Vorming is niet afhankelijk van instituten als bijbelscholen en seminaries. Die blijven hun rol spelen voor verdere vorming. Maar veel onderwijs - vooral Bijbelse theologie en praktische theologie - kan prima verplaatst worden naar de (lokale) gemeente.

 

Voorbeelden uit de kerkgeschiedenis

We zijn een van de grootste christelijke groeiperioden bijna vergeten. Het gaat om de Kerk van het Oosten, ook wel de Nestorianen genoemd. (Tegenwoordig de Syrisch Orthodoxe Kerk, die nog maar een fractie is van wat ze ooit was, vanwege eeuwenlange vervolging.) Deze kerk bevatte mogelijk van de jaren 800 – 1200 de meerderheid van alle christenen in de wereld. Grote delen van Noord-China en Mongolië waren toen gekerstend. Hetzelfde is waar voor Azerbeidzjan en Centraal Azië, India en Sri Lanka, zeker voordat Dzjengis Khan (1200), de islam en de Chinese keizer huishielden. Zelfs in Lhasa (Tibet) was er een bisschop. Er waren kerken in Japan en Korea. Grote delen van Iran, Irak en Arabië hoorden bij de Kerk van het Oosten. Die kerk zond werkers uit over de hele wereld. Die werden thuis opgeleid. De drijvende kracht was vaak de bisschop, een geestelijk leider over een groepje kerken in dezelfde regio. Zo kon elke gelovige een zendeling worden. Het werkte!

 

Er is iets bijzonders aan dit voorbeeld. We vinden er een geordend kerkelijk leven met een aantal kenmerken van het oorspronkelijke bewegingskarakter van de kerk. Dat maakt duidelijk dat een kerk niet aan onze huidige gewoonten hoeft te voldoen om flink te groeien. Op het gebied van vormen, gewoonten en liederen hebben we veel vrijheid. Het gaat hier over principes, niet over vormen.

 

De grootste zendingsexplosie van de afgelopen twee eeuwen is de Student Volunteer Mission (met John Mott als de grote voorman), die duizenden afgestudeerden van vooral Noord-Amerikaanse en Engelse universiteiten uitzond over de hele wereld. Velen van hen waren geen theologen, maar landbouwkundigen, economen, wiskundigen etc., dus: ‘leken’. Ze hebben een enorme versnelling aan de verbreiding van het Evangelie gegeven zo rond het jaar 1900.

 

De grootse beweging van de afgelopen eeuw is de charismatische herleving (Pinkstergemeente etc.). Deze kenmerkte zich door de inschakeling van alle gelovigen in gemeente-opbouw en zending. Voordat gerenommeerde zendingsinstellingen in afgelegen streken kwamen, waren er vaak al pinkstergemeenten gesticht. Sommige landen (vooral in Zuid-Amerika) hebben meer kerkgangers die wekelijks een pinkster- of charismatische gemeente bezoeken, dan alle andere christelijke denominaties bij elkaar. Deze enorme verbreiding toont de kracht van Bijbelse principes.

 

De kerk is een familie

Het klinkt bijna bedreigend voor veel hedendaagse kerkgangers. De gemeente van het begin was een familie. Je praatte met elkaar. Je bad met elkaar. Je at vaak samen. Je bouwde samen een gemeente op en verkondigde het Evangelie. Zo had Jezus het bedoeld. “Want ieder die de wil van mijn Vader in de hemel doet, is mijn broer en moeder en zuster.” (Matteüs 12: 50) Dat zie je ook terug in de manier waarop gelovigen elkaar aanspreken: Broer, zus. Maar veel kerkgangers hebben nauwelijks persoonlijk contact met hun geloofsgenoten. Een persoonlijk gesprek over het geloof is voor velen heel zeldzaam. En een gebed samen met iemand naast je uit de kerk?

 

Het familiekarakter is vervangen door iets anders. Kerkleden zijn een onsamenhangend ‘bioscoop’-publiek geworden. Ze willen wel iets horen over geloofszaken, maar verder blijft dat geloof een privézaak. Dat is ‘normaal’ in veel kerkgenootschappen. Bijbels gezien is dat abnormaal.

 

De definitie van een discipel (gelovige) is in veel gevallen: Iemand die naar de kerk gaat. Maar het zou moeten zijn: Iemand die Jezus volgt, volgens diens principes en opdrachten.

 

Enkele opmerkingen over waar we naar toe moeten

Soms kom je ouderlingen tegen die geen gebedje kunnen doen zonder een briefje waar alles op staat. Of ze kunnen nauwelijks een tekst in de Bijbel vinden. Die dingen behoren tot het abc van het geloof. Je mag verwachten dat iemand die enkele weken christen is daar geen moeite mee heeft – mits hij goed wordt begeleid. Die zal ook iemand anders tot Christus kunnen leiden en na verloop van tijd begrijpt hij ook de moeilijke thema’s uit de Brieven van Paulus. En hij kan er nog zinnig over praten ook!

 

Dat is stevige kost, denken sommigen. Maar iemand die zich serieus met een onderwerp bezighoudt, leert veel en snel. Eén van de problemen van het huidige kerkelijke leven is dat we ons vrijwel geheel op een ‘gemiddeld’ publiek richten. Maar het ‘gemiddelde’ is slechts zwak geïnteresseerd. Dus blijft het gemiddelde kerklid ‘aan de fles’. Dat houdt totaal geen uitdaging in voor wie verder wil komen. Zo kweek je geen nieuwe leiders. Het is zaak om – naast de standaardactiviteiten – een gerichte kadertraining op te zetten. Maar is een kerk eenmaal verzwakt, kan ze daar dan nog de moed en energie voor opbrengen?

 

Het kerkelijke leven is gericht op het in stand houden van het bestaande. Dat is in een verouderende kerk al een hele klus. Het aantal werkers loopt achteruit, het aantal hulpvragers stijgt. Veel pastoors zuchten dat ze (althans in Europa) geen tijd hebben voor iets anders dan het rennen van ‘rouwtjes naar trouwtjes’. Veel dominees komen - naast de kerkdiensten – aan weinig anders toe dan vergaderen en pastorale bezoeken. Ouderlingen verzuchten dat ze alle benodigde bezoekjes niet meer aankunnen. Hoe moet je daar dan een intensieve training daaraan toevoegen?

 

We moeten onze prioriteiten anders gaan zien. Vorming gaat boven pastoraat, zelfs boven evangelisatie. Vorming betekent inschakeling van nieuwe werkers. Die zijn in staat om het pastoraat, evangelisatie en alle andere activiteiten van de kerk aan te pakken. Nu is de werker in de kerk druk bezig terwijl bijna alle anderen passief blijven. Hij doet geen kwaad – maar er zit geen toekomst in. “Laat de doden hun doden begraven,” zei Jezus. Je moet niet zo bezig zijn met hetgeen bezig is te verdwijnen. Je moet zaaien en oogsten, ontwikkelen en uitbreiden. Wat is prioritair?

 

Hier zien we een van de redenen voor de geestelijk deplorabele toestand van de kerk in Europa. De kerk heeft gewoonten ontwikkeld die haar ver afvoeren van de Bijbelse norm. Het is toch duidelijk hoeveel waarde Jezus toekende aan de opleiding van zijn volgelingen. Volg Hem na. Die vorming was niet alleen bestemd voor de ‘12’. De groep discipelen was veel groter. Tot hen behoorden ook de ‘72’ anderen, die een evangelisatiestage moesten lopen (Lukas 10) en ook de ‘vrouwen die Hem volgden’ en nog weer anderen. Jezus was de leraar (rabbi) en talloze anderen volgden zijn instructies.

 

De kerk is bezig ‘op de winkel te passen’. Daarmee is ze haar dynamiek kwijtgeraakt. Veel van haar verstarring zit vast op een gebrek aan vorming.

 

Maar als we dat doen, dan...

Hoe kun je de kerk zo ingrijpend wijzigen? Maak je dan niet ieder tot dominee of pastoor? Schep je zo niet een enorme verwarring? En verwarring is niet bevorderlijk voor de stabiliteit of het voortbestaan van de kerk. Dat is een eerste zorg die opkomt: hoe houd je alles bestuurbaarheid en overzichtelijk? Maar besef goed dat inschakeling van de gelovigen in alle kerkenwerk wel drukte met zich meebrengt, maar geen chaos. Als er een goed bestuur is, blijft alles op het goede spoor. Maar het is geen ‘one-man-show’ meer.

 

Een tweede zorg is: Voor wie is het ambt en wat hoort er precies toe? Kan iedereen preken of bijbels onderwijs geven? Nee, niet iedereen. Wel ieder die door de gemeente of een bovengemeentelijke structuur daartoe wordt uitgenodigd.

 

Dit betekent dat de positie van een predikant/priester niet wordt bepaald door de exclusiviteit van de een aantal taken en handelingen (dopen, trouwen, avondmaal, zegen geven, preken etc.) Dat kan iedereen, als de lokale leiding dat hem vraagt. De positie van een geestelijke leider wordt uiteindelijk bepaald door diens geloof, levensheiliging, kennis en het vermogen om leiding te geven.

 

Alle beroepsgroepen hebben de neiging hun terrein af te schermen voor ‘onbevoegden’. Zo gaat dat ook met het predikantschap. De Christelijke gemeente blijft behoefte houden aan mensen die goed gevormd de gemeente kunnen leiden en adviseren. Alleen moeten we wel goed beseffen wat specifiek is voor een predikant/priester. Het is niet zinvol om taken die de Bijbel aan alle discipelen toekent, te claimen voor een kleine groep. Dat verarmt de gemeente en maakt de leden te passief.

 

Om het bovenstaande te bereiken, kunnen we in alle kerkelijke activiteiten nieuwe krachten inwijden en inschakelen. Ook in de prediking. Je kunt mensen met de gaven daarvoor eerst laten oefenen in jeugdgroepen- of evangelisatie, avondsluitingen voor bejaarden, meditaties met Kerst en dergelijke. Tot slot kan deze persoon de eigen predikant vervangen in voorkomende gevallen, of spreken in een dochtergemeente of zelf iets opzetten, bijvoorbeeld voor minderheden. Elke ouderling en predikant zou minstens één persoon naast zich moeten hebben die hem zo nodig kan vervangen.

 

Betekent dit een revolutie?

Veroorzaakt dit alles dan geen grote problemen? In veel kerken staan de kerkorde en vastgeroeste gewoonten behoorlijk in de weg. Maar je kunt beginnen met zaken die geen of weinig frictie opleveren. Er zijn altijd wel mogelijkheden.

 

Wat is dan de plaats van de predikant of de geestelijke? Dat laatste woord zet ik bij voorkeur tussen aanhalingstekens. Dat gaat uit van de verkeerde vooronderstelling dat er een onuitwisbaar verschil is tussen degenen die gewijd zijn als priester en de andere gelovigen. Dat onderscheid erken ik niet. Dat bestond weliswaar in het Oude Testament (daar lag het priesterschap genealogisch vast), maar niet meer in het Nieuwe Verbond. Dat is zeer radicaal. Alle gelovigen krijgen te horen: “Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van Hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht.” (1 Petrus 2:9; zie ook: 2: 5) Openbaring 1: 6 spreekt over Jezus, “die een koninkrijk uit ons gevormd heeft en ons gemaakt heeft tot priesters...” (Vergelijk ook openbaring 10: 5 en 20: 6).

 

Je hoeft geen revolutionair te zijn. Geef deze gedachte de tijd om in de geloofsgemeenschap te rijpen. Maar gebruik de vrijheden die er zijn om zoveel mogelijk van wat de Bijbel voorstelt door te voeren. Verder kun je binnen en desnoods buiten de kerk een beweging van discipelen opzetten. Wees niet verbaasd als degenen van wie je de meeste steun verwacht, namelijk je mede-kerkleden, zich het meest verzetten. Aanvaard hun kritiek en wees bereid je rustig te verantwoorden en hen beetje bij beetje te overtuigen.

 

Laat niet de ontstane gewoonte, maar Gods Woord beslissen over hoe je gestalte geeft aan de kerk. Breek met de onvruchtbare vormen uit het verleden. Doe het werk beter, Bijbelser en logischer. Het is een groot plezier om te werken aan een zinvolle, mooie ontwikkeling. En zelfs de leeglopende kerken zullen gegrepen worden door dit nieuwe enthousiasme en de ‘nieuwe’ visie.

 

De Kerk is uiteindelijk een beweging van discipelen die discipelen maken, niet van geestelijke leiders die godsdienstige dingen doen. Het is een beweging die ontwikkeling wil zien, groei, levensvernieuwing. De kerk is er niet om het vlammetje te laten uitdoven, maar om het vuur van de Geest te beleven en door te geven.

 

Agnibilekro (Ivoorkust), 8 juni 2019; aangevuld op 19 sept. ’19 (Gorinchem)

Bram Krol