Inwonertal Jeruzalem voor en in de tijd van Jezus

            Detailstudie, van belang voor onze kijk op de geschiedenis en de Bijbel

 

Het is maar een detail, lijkt het. Maar het venijn zit ‘m vaak in de kleinigheden. In Jesus Multinational komt het even aan de orde, in paragraaf 4.2. Daar heb ik het over een ‘serieuze’ schatting van het inwonertal van Jeruzalem in de tijd van Jezus. Niet alle schattingen door ‘experts’ kun je ernstig nemen. Sommige beschouw ik als geheel bezijden de waarheid. Ze komen uit de mond van heus wel serieuze mensen, maar dan heb ik ’t over hun karakter, niet over hun schatting. In een geval komt iemand zelfs met schatting van 20.000 inwoners. Anderen hebben het over meer dan het tienvoudige. Dan zie je hoe het er in de wetenschappelijke wereld aan toe gaat. Dit onderwerp is belangrijk, bijvoorbeeld bij het maken van inschattingen van het aantal ‘weduwen’ waar de vroege gemeente voor moest zorgen, of voor de grootte van de vroege gemeente in Jeruzalem, voor de vroege invloed van het Christelijke geloof, voor de grootte van de Joodse gemeenschap in de tijd van Jezus en voor het begrijpen van tal van Bijbelse geschiedenissen.

 

Ik neem je mee terug in de tijd, naar de periode vlak na de beëindiging van de ballingschap. Veel weggevoerde Judeeërs keerden toen terug uit wat nu Irak/Iran is. De eerste en grootste terugkeer is die van Zerubbabel (538 v.C.). Een kleinere groep komt mee met Ezra, tachtig jaar later. Na hem volgt nog het werk van Nehemia. Er zullen in die periode waarschijnlijk meer groepen mensen teruggekeerd zijn naar het Beloofde Land. Er was contact tussen de ballingen en hun thuisland. Er kwamen ook mensen terug uit de zelfgekozen ballingschap in Egypte, weten we. Alles moest toen opnieuw worden opgebouwd. Huizen, de tempel en later de muur om Jeruzalem heen. De stad had maar weinig inwoners. Later is dat veranderd. In de tijd van Nehemia was Jeruzalem een stuk kleiner dan in de dagen van Jezus. Toen had de stad zich uitgebreid aan de noord- en de noordwestkant, rond de burcht Antonia. In de tijd van Nehemia was het stadsgebied binnen de oude muren voor een groot deel nog onbewoond. Alleen al de bewoning en de uitbreiding in nieuwtestamentische tijd wijzen op een veel grotere stadsbevolking toen, dan ten tijde van Nehemia.

 

De terugkeer verliep in fasen, maar het grootste aantal retornados kwam mee met Zerubbabel na het edict van Kores (Cyrus) in 538 v.C., dat is 52 jaar na de verwoesting van Jeruzalem door Nebukadnessar. Zowel in Ezra 2 als in Nehemia 7 vinden we de lijst van de mensen die terugkeerden, ongeveer 50.000. Maar waarop slaat ‘50.000’? Dat zijn volwassen mannen, beter nog: gezinshoofden. Volgens de gegevens van Nehemia 11 worden alleen zij geteld. Nog sterker geldt dat voor de priesters. Van hen worden alleen de dienstdoende priesters geteld, dat zijn alleen mannen vanaf de leeftijd vanaf 30 jaar. Wil je hun vrouwen en kinderen ook meetellen, dan moet je dat aantal van 50.000 met minstens 4 vermenigvuldigen. Dan beslaat de totale gemeenschap ongeveer 200.000 personen. Die gemeenschap bouwde de tempel weer op (zie ook Haggaï en Zacharia). De tempeldienst werd zelfs al voordat de herbouw klaar was weer ingesteld. Dat betekent dan dat er priesters en Levieten in de stad woonden. Verder lezen we ook over tempeldienaars (tempelhorigen), die op de kleine heuvel woonden die Ofel heet, in het zuiden van de stad.

 

In Ezra 2: 36 – 39 lezen we dat er 4289 priesters waren teruggekeerd uit de ballingschap bij de terugkeer onder Zerubbabel (zij vallen dus onder de 50.000 teruggekeerden). Opnieuw gaat het om dienstdoende priesters (vergelijk wat daarover vermeld staat in Nehemia 11). De totale gemeenschap is dan veel groter en het aantal getelde priesters moet minstens met 5 of zelfs 6 vermenigvuldigd worden om een reëel beeld te krijgen van de totale gemeenschap, vanwege het feit dat het dienstdoende priesters betreft. Het gaat dan om minstens 21.445 personen, als je alle vrouwen, kinderen, nog-niet en niet-meer dienstdoende priesters meetelt. Maar 24.000 of 25.000 personen is waarschijnlijker. Die woonden niet allen in Jeruzalem, maar toch zeker een aanzienlijk aantal van hen. En niet alleen priesters, ook veel Levieten vestigden zich dicht bij de tempel. Dat betreft zeker de poortwachters (die aan de tempel verbonden waren) en de tempeldienaren (ook zij waren Levieten). Daarnaast woonden ook de gouverneur van het gebied Juda en zijn personeel en bewakers in de stad; en natuurlijk nog meer mensen, vooral de Joden die geen erfdeel in Juda hadden omdat ze overgekomen waren uit de 10 stammen. Het is redelijk om het inwonertal van Jeruzalem na de eerste terugkeer te stellen op minstens 10.000, maar 20.000 of meer is waarschijnlijker. Natuurlijk komt er bij zo’n schatting enorm veel onzekerheid. Maar gezien het ideaal dat Nehemia in Neh. 11 hanteert: minstens 10% van de bevolking moet in de hoofdstad wonen, is dat een heel redelijke veronderstelling.

 

In de bijna 100 jaar tussen de eerste terugkeer onder Zerubbabel en het moment dat Nehemia voor de tweede keer naar Jeruzalem komt, is bij een zeer matige bevolkingsgroei van 2% het totale aantal teruggekeerden (zonder degenen die nooit in ballingschap gingen mee te tellen) opgeklommen tot misschien wel 1.200.000 personen. Bij slechts 1% groei zou hun aantal komen op ongeveer 315.000. De waarheid ligt waarschijnlijk dichter bij de 2% groei dan bij 1%, omdat er zich al die tijd nieuwe bewoners in het land vestigden. Misschien was daardoor de groei zelfs nog aanzienlijk forser. Hoe uiteenlopend de getallen ook zijn, ze duiden op een aanzienlijke grootte. Pas later, in en vooral na de tijd van Alexander de Grote, die in 334 v.C. Israël veroverde, vinden er grote slachtingen plaats. Verder is er dan ook nog een kleinere groep mensen teruggekeerd met Ezra (458 v. C. of iets later, dus voor de komst van Nehemia). Er worden (in Ezra 8) 1766 man genoemd met hem meekwamen. Ook hier weer een vermenigvuldiging met (minstens!) 4, en je komt op nog weer een bevolkingsaanwas van 7068 personen bovenop de 315.000 à 1.200.000 en het onbekende aantal dat na de verwoesting door Nebukadnessar in het land was blijven wonen.

 

De overgrote meerderheid van de Joden woonde toen nog buiten Jeruzalem. Hoe groot was Jeruzalem op dat moment? Het aantal inwoners was zeer gering volgens Nehemia. (Neh. 7: 4) Daarom worden er maatregelen genomen om dat te veranderen. Daarvan vertelt Nehemia 11. Dit gebeurde tijdens het tweede verblijf van Nehemia in die stad, dat is v.a. 430 v.C. De inwoners van Jeruzalem vormden toen aanzienlijk minder dan 10% van de totale bevolking volgens Neh. 11: 1, en hij probeert dat aan te vullen tot het op dat moment gewenste ideaal: 10% van de bevolking in de hoofdstad.

 

Dat er bij de aanvang van de herbouw van de muur van Jeruzalem (onder Nehemia) mensen in de stad woonden, blijkt bijvoorbeeld uit de ‘mensen die tegenover hun huis’ of bij het huis van deze of gene aan de herbouw werkten, wat tot negen keer toe vermeld wordt in Nehemia 3. Verder woonden er ook ‘vreemdelingen’ in de stad (Neh. 10: 28) en sommige anderen konden niet aantonen dat hun namen waren bijgeschreven in de geslachtsregisters. Zij werden niet meegeteld, noch ook de leiders van het volk. (Neh. 11:1) Die volkstelling staat vermeld in Neh. 11.

 

Het inwonertal van Jeruzalem in de tijd van Zerubbabel moet in de jaren na hem zijn toegenomen, net als de totale bevolking van het land. Met hoeveel? Dat is natuurlijk onbekend. Maar we gingen uit van eerst 10.000 tot 20.000+ inwoners in Jeruzalem. Moet je in latere tijd over 30, 40, of 50.000 inwoners spreken? Dat is alles best mogelijk. Maar laten we uitgaan van een heel gering aantal voor een grote stad: 20.000, op het moment dat Nehemia maatregelen neemt voor aanvulling van het inwonertal. Bij dat onbekende aantal komen dan de nieuwe bewoners, die door Nehemia worden aangewezen. Daar kunnen we in elk geval iets over zeggen.

 

In Nehemia 11 worden 3044 personen genoemd die zich nieuw in Jeruzalem vestigden. Opnieuw gaat het om gezinshoofden. We lezen dat het gaat om ‘weerbare mannen,”, “... die dienstdeden in de tempel,” ‘familiehoofden,” “die dienstdeden buiten het huis,” “verantwoordelijk voor de werkzaamheden” en “mannen die de wacht hielden”. Het ging dus om familiehoofden die ook nog actief een functie bekleedden. Gezien het feit dat een priester pas vanaf dertigjarige leeftijd dienst kon doen – en de Levieten vanaf hun twintigste - moet je dit aantal van 3044 met minstens de factor 5 vermenigvuldigen. Dat is krap gerekend. Dan komen er 5 x 3044 = 15.220 nieuwe bewoners bij, zonder de leiders, want die zijn niet meegerekend (Neh. 11:1), zonder de vreemdelingen en zonder de mensen die geen aantoonbare stamboom hadden (zie slot van Neh. 7). Dan komt het minimale aantal inwoners van Jeruzalem, op een moment dat de stad nog als deels ‘leeg’ wordt ervaren, ergens tussen de 25 en 60.000 inwoners uit. Dat is heel rekbaar, maar het geeft een indicatie, namelijk dat je veel later, in de tijd van Jezus, zeker meer inwoners mag veronderstellen.

 

Vandaar dat ik een schatting van 20.000 in de tijd van Jezus als absurd beschouw. Vergeet niet dat met Pasen vaak meer dan een miljoen pelgrims (volgens Josephus) naar Jeruzalem kwam. Velen woonden dan wel in tentenkampen, maar lang niet iedereen. Er waren grote delegaties bij, uit bijvoorbeeld Edessa (koninkrijk Osrhoëne), en er waren nauwe banden met nog een ander land, het koningshuis van Adiabene. Uit Handelingen 8 kunnen we opmaken dat er diep vanuit Afrika ook pelgrims naar Jeruzalem kwamen. Het tempelplein kon tienduizenden bezoekers gelijktijdig ontvangen. Verder hadden zich ook duizenden buitenlandse Joden in Jeruzalem gevestigd. Het moet wel een grote stad zijn geweest, en zelfs een inwonertal van 100.000, wat ik als minimale schatting doorgeef in Jesus Multinational 4.2, lijkt me onwaarschijnlijk klein. 

 

Verschillende Romeinse geschiedschrijvers uit de eerste en tweede eeuw hebben het over de imposante tempel in de grote stad Jeruzalem. Het was een grote en invloedrijke stad, hoofdstad van niet slechts Judea, maar van het wereldwijde Jodendom, dat nauwe betrekkingen onderhield met Jeruzalem. In die stad ontstond de eerste Christelijke gemeente – die bijzonder groot was. Dat kon zeker, omdat ook de stad groot was. Josephus schreef in De Joodse oorlog dat er 100.000 Joden omkwamen bij de belegering van Jeruzalem door een Romeinse troepenmacht van 60.000 man in het jaar 70. Toen waren er al tallozen bij eerdere gevechten gesneuveld en er was intern een slachting geweest onder de minder op strijd beluste Joden. Bovendien waren de talloze Christenen net voor de aankomst van de Romeinse troepen de stad ontvlucht. Niet alle inwoners werden gedood. Tienduizenden werden als slaaf verkocht. Jeruzalem was inderdaad groot en werd bewoond door waarschijnlijk veel meer dan 200.000 mensen in en vlak na de tijd van Jezus, volgens deze gegevens.

 

Twee historische feiten vond ik nog, die iets vertellen over de grootte van Jeruzalem. In de Historia Ecclesiastica II, 19,1 van Eusebius vinden we dat in de tijd van keizer Claudius (41 – 54 A.D.) een drama plaatsvond met Pesach, toen Romeinse soldaten 30.000 mensen doodden (dat moeten meest volwassenen geweest zijn en vooral mannen; dit was nog voor de verwoesting van de stad in het jaar 70. Lang niet alle aanwezigen waren inwoners van Jeruzalem, maar omdat dit in en bij de tempel gebeurde kon alleen dat stukje van Jeruzalem al meer mensen bevatten dan die 30.000). In hetzelfde boek vinden we in III, 5,5 een van Josephus overgenomen beschrijving van de uiteindelijke ondergang van de stad, waarin op dat moment 3 miljoen mensen verbleven! Toen waren er al tallozen gevlucht of omgekomen door honger, ziekte en strijd. De stad was toen wel extra vol, omdat veel mensen vanuit de dorpen naar de stad waren gevlucht. Maar ook dit duidt op een zeer grote stad.

 

En zo voeren de gegevens uit de tijd van Nehemia en latere gegevens ons tot dezelfde conclusie.

 

Dan is er nog een getuigenis in de Bijbel dat een klein beetje licht werpt op de vraag hoeveel inwoners Jeruzalem telde na de ballingschap. Omdat toen de stad opnieuw opgebouwd en bevolkt werd, is dit slechts een ondergrens van het aantal mensen dat ten tijde van Jezus en de apostelen in die stad woonde. De stad was sindsdien aanzienlijk gegroeid. Er is geen reden te veronderstellen dat er na de groei ook weer een aanzienlijke daling van het aantal inwoners had plaatsgevonden (behalve dan t.t.v. Alexander de Grote).

 

Het gaat om het getuigenis van 1 Kronieken 9. Ook daar gaat het om inwoners van Jeruzalem, teruggekeerd vanuit de ballingschap. De gegevens die we daar vinden zijn erg globaal. Maar ze geven desondanks de indruk dat onze eerdere bevindingen kloppen. Genoemd worden 3618 clanhoofden (het gaat om familieclans). Een clanhoofd vertegenwoordigt meer mensen dan een gezinshoofd. Hij vertegenwoordigt niet alleen zijn eigen gezin, maar ook dat van zijn broers. Daarom kun je stellen dat een clanhoofd minstens 12, mogelijk zelfs het dubbele aantal mensen vertegenwoordigt. Bovendien zijn de gegevens in 1 Kronieken uitermate summier. Niet alle genoemde stammen en inwoners van Jeruzalem worden meegerekend. Het lijkt er meer op dat er een selectie is gemaakt. Er is nog een ander probleem ook. Hier worden niet slechts inwoners van Jeruzalem meegeteld, maar ook inwoners van nabijgelegen dorpen.

 

Die selectie van 3618 (w.b. de Levieten en priesters dienstdoende) gezinshoofden vertegenwoordigt dan minstens 3612 x 12 = 43344 mensen. Let erop, dat meer dan de helft van genoemde selectie priesters en Levieten betreft. Vanwege het feit dat de priesters en Levieten slechts de helft van hun leven dienstdeden, verhoogt dit nog het totale aantal mensen waar er hier sprake van is. Als een clanhoofd gemiddeld niet 12, maar het dubbele aantal mensen vertegenwoordigde, kun je het genoemde totaal verdubbelen. Het totaal aantal geschatte inwoners van Jeruzalem stijgt dan 1. omdat het om dienstdoende priesters gaat, en 2. omdat 12 mensen per clanhoofd (gemiddeld) nogal aan de lage kant is. Als je dat meetelt, kom je al snel uit op ongeveer 100.000 mensen. Zij waren niet allen inwoners van Jeruzalem, maar naar de woorden van 1 Kronieken 9 waren de meesten dat wel. Ook deze gegevens duiden op een grote stad, met ergens tussen de 40.000 en 100.000 inwoners, terwijl de stad nog volop in heropbouw was. Minder dan 40.000 inwoners, toen, van Jeruzalem, lijkt uitermate onwaarschijnlijk.

 

Nog een paar opmerkingen 1 Kronieken 9. En eerste iets over de tijd die wordt beschreven. Het lijkt te gaan om de periode van Zerubbabel tot en met die van Nehemia, omdat er over het heiligdom wordt geschreven eerst als ‘tent’, later als ‘tempel’. Verder worden er wel bewoners van de stad uit de stammen Manasse en Efraïm vermeld, maar ze worden niet meegeteld in de statistieken. Deze wijzen dan op de latere periode na de terugkeer uit de ballingschap.

 

Een groot Jeruzalem na de ballingschap, betekent een veel groter aantal inwoners in de eerste eeuw. Was Jeruzalem groot in de tijd van Jezus, dan verhoogt dat de waarschijnlijkheid van een zeer grote kerk in de eerste eeuw. Jeruzalem was de geboortegrond van de Christelijke kerk. De stad was voor een aanzienlijk deel gekerstend. Voor een goed begrip van de geschiedenis van de kerk en voor een goed verstaan van de gegevens van het Nieuwe Testament, zijn deze gegevens van groot belang.

 

Ook met deze studie ben ik een ‘rebel’ in de kerkgeschiedenis. Met redenen omkleed kom ik tot genoemde conclusies. Ik daag iedereen uit mijn studies of te weerleggen of aan te vullen, gezien het belang van de zaak. Het belang? Ja, zeker! Want een kleine kerk in de eerste fase van haar bestaan duidt op weinig kracht van de eerste gelovigen, ondanks de uitstorting van de Geest en de persoonlijke opleiding door Jezus van de eerste apostelen. Dat op zich is dan weer een excuus voor een ‘slappe’ kerk, zoals we die momenteel in het Westen kennen. Dat flauwe excuus is misleidend, want ze is gebaseerd op foutieve gegevens. De vroege kerk was groot, sterk en wijdverbreid. En zo hoort dat. Ook vandaag.

 

Bram Krol

21-04-2020

Aangevuld, 02-05-2020

Aangevuld, 17-08-2021