NIEUWE EVANGELISATIE EN ZENDING

                             De Davidische aanpak werkt!

 

“Laten we maar gauw een Psalmpie lezen.” Ik hoor het mijn vader nóg zeggen. We lazen in ons gezin uit de Bijbel, na de warme maaltijd. Soms kwamen we in tijdnood. Dan werd een wat korte Psalm uitgekozen en als de tijdnood nijpend was werd het Psalm 117, de kortste.

 

Later ging ik de straat op om van het geloof te getuigen. Ik werkte als evangelist bij Youth for Christ in Haarlem en de IJmond, met grote zomeracties in Alkmaar en Roosendaal. We deden van alles, puzzels in de openlucht voor kinderen, een manifestatie met een ‘levend standbeeld’ of de onthulling van een beeld ter ere van ‘Jan met de pet’, we voerden allerlei toneelstukjes op en het was levendig en leuk. We zongen met veel beweging en handgeklap. Honderden keren hebben we ook Psalm 117 gezongen, swingend. De mensen vonden het leuk en aantrekkelijk.

 

Het is niet moeilijk die Psalm uit het hoofd te leren. Het zijn maar enkele woorden. Ik heb hem bovendien in zeker zeven andere talen gelezen, inclusief het Bijbels Hebreeuws. Psalm 117 had voor mij geen geheimen meer. Of toch?

 

Je houdt het niet voor mogelijk. In februari 2022 was ik in Ivoorkust. Op het eind van de nacht zat ik (dromend of wakend?) als het ware in de klas. Het was alsof God tegen me zei: “Ik zal je nu iets vertellen over Psalm 117. Iets wat je nog niet weet.” Ik begreep direct dat het bijzonder was. Of ik dat niet door een nauwkeurige bestudering zelf had kunnen ontdekken? Toch wel, maar als je denkt alles te weten, ben je er niet op uit om nog iets te leren. Ik had nieuwe inspiratie nodig.

 

Nu eerst Psalm 117. Daarna het nieuwe inzicht dat me werd aangereikt. Lees kritisch en nadenkend, want zo moeten we met de Bijbel omgaan. “Loof de HEER, volken op aarde, prijs Hem, naties overal; zijn liefde voor ons is overstelpend, eeuwig duurt de trouw van de HEER. Halleluja!” Ik gebruik hier de meest gangbare vertaling van de Bijbel, de NBV.

 

De verklaring, zoals ik dat altijd zag, is dat de hele wereld tot geloof moest komen om daarna, samen met ons, God te loven. Zo leeft dat - bij mijn weten - heel algemeen. Maar dat klopt niet. Dat staat er niet. En wat ik aan nieuwe inzichten ontving, smeet dat inzicht dan ook faliekant omver. Wat staat er dan wel?

 

De volken worden uitgenodigd om God samen met ons te prijzen. De volken, die toentertijd Israël omringden, waren ongelovig, afgodisch, ze geloofden in allerlei immorele en gruwelijke goden, ze hadden allerlei ondeugden - zoals tempelprostitutie - en ze brachten zelfs mensenoffers. Dat valt totaal niet te verenigen met het geloof in de ware God, Jahweh, hier aangeduid met HEER. Moeten die mensen samen met ons vroom doen? De rillingen zullen velen over het lijf lopen.

 

Ik kan nog meer zeggen over deze wonderlijke uitnodiging om samen God te loven. Bij die volken hoorden ook de Filistijnen, tegen wie David (de belangrijkste psalmdichter, maar niet die van Psalm 117) zo vaak heeft gevochten. Er staan zelfs vervloekingen van de Filistijnen in de Psalmen. En verder had je bijvoorbeeld Amalek, volksvijand nummer één van Israël. Maar als je alle volken uitnodigt, horen die er ook bij. Hoe kan dat?

 

Daar komen we bij het ‘geheim’ van Psalm 117. De (nog) niet-gelovige volken krijgen de uitnodiging om samen met het volk Israël - en dan in het bijzonder de gelovigen uit dat volk – God te loven. Wat??? Afgodendienaars die God loven? En wat zal dat dan te weeg brengen? Gooi je zo het geloof niet te grabbel? Hoe kun je oorlog voeren met sommige volken en hen toch ook uitnodigen om God te loven?  Maar dat staat er toch wel. Niet eerst bekeren en daarna God loven, maar andersom. Eerst meedoen met het feest ter ere van God…, en dan? Bekering? Het wordt in deze Psalm niet gezegd, maar wel verondersteld.

 

Lees het Psalmboek door, en je zult in totaal negentien keer de oproep horen dat de volken overal God moeten loven. Enkele keren wordt nadrukkelijk gezegd dat dat moet gebeuren samen met Israël, zoals in Psalm 117. De heidenen (d.i.: niet-Joden) mogen allen meedoen met een feest voor God. Kan dat?

 

Ja, dat kan. Bijna iedereen op aarde beseft om Wie het gaat, als je het over God hebt. Dat valt me vaak op. De animistische Afrikaan weet het. De hoog-filosofische Hindoe weet het. Er zijn Moslims die voor mij en mijn werk bidden tot… de ene ware God. Zij weten het ook. De persoon die van zichzelf veronderstelt dat hij atheïst is, weet het ook. Je kunt namelijk geen atheïst zijn als je niets van God weet. En in tijden van nood zegt ook deze persoon: “O, God…” Ook al hebben mensen vaak vreemde ideeën over God, ze weten over Wie je spreekt.

 

In een bijeenkomst om samen God te loven - gelovigen en niet-gelovigen - gebeurt overigens wel iets. Er wordt iets doorgegeven over het wezen en het karakter van de God van Israël. Dat gebeurt al lovend, klappend, swingend en zingend. Maar het wordt duidelijk om Wie het gaat. En wat ook voor iedereen duidelijk wordt, is dat Hij de bron van alle vreugde is. Die volken kunnen wel meedoen met het feest, maar toch is het niet vrijblijvend.

 

Hoe klein Psalm 117 ook is, wie ernaar luistert leert twee dingen. De liefde van God is overstelpend en zijn trouw duurt eeuwig. De animist, die ‘het goddelijke’ in het bijzonder als een grillige kracht ziet die je moet proberen in te palmen, leert iets dat nieuw voor hem is. De Hindoe, die God als een onpersoonlijke kracht en als een soort super-computer-intelligentie ziet, leert ook iets nieuws. De Moslim, die God als vrijwel ongenaakbaar beschouwt, leert iets. De atheïst ook al. En natuurlijk al die volken van destijds, die rondom Israël woonden. Ze worden meegesleept in een groots enthousiasme, maar leren bijna ongemerkt van alles over het wezen van God.

 

Ik zal niet alle Psalmen noemen waarin de volken worden opgeroepen om God te loven. Je kunt er voorbeelden van vinden in de Psalmen 66 en 67. Of ook in Psalm 57: 10, een Psalm van David: “U, HEER, zal ik loven onder de volken, over U zingen voor alle naties.” Hier betrekt David de volken in de lofzang, door zelf het loflied publiekelijk te zingen. Ook dat veronderstelt een meedoen van die volken, of op zijn minst een bewust aanhoren van dat loflied.

 

Heb je wel eens gehoord van het ‘refrein van het Oude Testament’? (Beter kun je spreken van de Joodse Bijbel. ‘Oud’ roept verkeerde gedachten op: verouderd, duf, voorbij… Geen van die associaties deugt.) Wat ik bedoel is letterlijk een refrein. Het komt steeds terug in de zang in de tempel. Gaat je al een lichtje op? Denk er maar aan hoe David de tempelkoren samenstelde onder leiding van Asaf en wat zij moesten zingen (1 Kronieken 16: 34; 41). Wat dan? Wel, dat is waar ik op doel. Je vindt het sindsdien steeds genoemd in de geschiedenis van Israël. “Loof de HEER, want Hij is goed en eeuwig duurt zijn trouw,” zoals dat bijvoorbeeld werd gezongen bij de inwijding van de tempel (2 Kronieken 5:13; 7:3) en zoals je dat ook vindt in heel Psalm 136, vooral vers één.

 

Het refrein van het Oude Testament geeft, net als Psalm 117, een aantal kenmerken van God. Zo openbaarde God Zichzelf ook aan Mozes in Exodus 34: 6. Als God iets over Zichzelf duidelijk wil maken, zegt Hij in feite hetzelfde als wat we vinden in deze Psalm. Hij noemt relationele eigenschappen van Zichzelf, niet filosofische. Daaruit blijkt dat God contact zoekt met de mensen.

 

Maar nu de clou van het verhaal. Dit is precies wat ik bedoel met Davidische evangelisatie (zie de subtitel). Het kenmerkende daarvan is dat David ongelovigen uitnodigt om met hem mee te doen. Zang en feest ter ere van God. Nog voordat ze overtuigd zijn van de inhoud van het geloof voelen ze zich al bij dat geloof betrokken. Veel evangelisatie (en dus ook internationale missie of zending) schept afstand in plaats van nabijheid. Het brengt scheiding in plaats van eenheid. Het is vaak wat intellectualistisch, want je probeert anderen te overtuigen door aan te tonen dat jij gelijk hebt en zij ongelijk. Voor die aanpak is van tijd tot tijd iets te zeggen. Je vindt dat ook wel bij Jezus en de apostelen. Maar er zit een zwakte in.

 

Heel sterk is die Davidische methode. Het werkt! Betrek anderen als gelijkgezinden bij het feest voor God. Beleef je eigen geloof als een feest. Geen afstand, geen scheiding, geen discussie, althans niet om te beginnen. Wist je dat je meer mensen overtuigt door iets vriendelijks te zeggen of te doen dan door wijze woorden? Daar wordt veel te weinig gebruik van gemaakt. “Hallo, doe je ook mee?” Dat werkt vaak stukken beter dan: “Laat me je eens vertellen…” of: “Nu moet je luisteren…”

 

Ik heb me vaak afgevraagd waarom wij (Stichting Facilite) zoveel vrucht hebben gezien en nog steeds zien op ons zendingswerk. Dat, besef ik nu, is die Davidische methode. Altijd zoeken naar het gezamenlijke, het feestelijke, een belofte voor de toekomst. Dat werkt overal op aarde. Bij de pygmeeën in Congo, bij de stam Dan in Ivoorkust, bij de Kirati in Nepal of de Santali in India. Wonderen hebben we gezien en vrienden gevonden. Tegen mensen van een stam in Somalië zei ik: “O, wat zijn jullie interessante mensen.” Ik had nog willen zeggen: “Laat me je eens iets van God vertellen,” maar ze kwamen zelf al: “Ibrahim, geef ons de waarheid…” Wie als vriend binnenkomt, komt als een Godsgezant met een boodschap van liefde. Dat geldt zeker in tijden van nood. Een vriend vindt gemakkelijk een open deur voor de waarheid.

 

Wat dat te betekenen heeft voor de praktijk van nu? Ten eerste betekent dat een helder en vrijmoedig spreken over God, ook in het maatschappelijke leven. We moeten als Christenen het geloofstaboe in het publieke leven niet accepteren en er zelfs de draak mee steken. Ten tweede betekent dat, dat elke gelovige en elk gelovig gezin in de dagelijkse routine het geloof een nadrukkelijke plaats geeft: bijbellezing, gebeden en liederen, waar we ook buitenstaanders bij kunnen betrekken. Ten derde mogen we best eens een geloofslied zingen op een school, in een kantine, op straat of waar dan ook. Iedereen voelt zich vrij om wat voor muziek dan ook ten gehore te brengen, en wij als gelovigen mogen ons onze vrijheid niet laten ontnemen. Ten vierde moeten we weer leren alle activiteiten van de kerk uitnodigend te maken voor buitenstaanders, van de zondagsschool tot de ouderensoos. Die uitnodiging moet ook continu klinken. Ten vijfde moet de kerk zich zichtbaar in het openbare leven opstellen. Ze moet samenkomsten en muziekfestivals in de openlucht, op pleinen en in parken organiseren. We moeten de verraderlijke mening aanvallen dat ‘alles in het openbare leven neutraal’ moet zijn. Wanneer neutraal betekent dat iedereen alles kan zeggen wat hij wil, behalve Christenen, is het niet neutraal maar machtsmisbruik.

 

Er staan een aantal psalmen in de oude geschiedenisboeken van Israël, die nog van voor de tijd van het Boek van de Psalmen dateren. Dat laat zien hoe belangrijk die ‘Davidische aanpak’ alle eeuwen door was. Eén van die oeroude getuigenissen vind je in 2 Samuël 22: 50: “Daarom wil ik U prijzen, HEER, te midden van de volken, een loflied zingen tot eer van uw naam.” Die woorden stammen van meer dan 3000 jaar geleden. Zo deed David het zijn leven lang. Laten we hem navolgen. Dat maakt evangelisatie leuk een levendig en spannend voor ons. Het is vrolijk en aantrekkelijk voor iedereen en effectiever dan ooit.

 

Bram Krol

(aanvulling 25/4/’22)

 

Lees ook eens: https://www.bramkrol.com/gemeentegroei/artikelen/243-zending-een-vernieuwende-aanpak