HET GOEDE RECHT VAN HET CHRISTELIJKE GELOOF
De kritiek van Tjarko Evenboer weerlegd - 4
Tjarko Evenboer werd in Christelijke kring bekend door zijn boek over de zondvloed en de zondvloedverhalen die je overal op aarde in de tradities van landen en stammen tegenkomt. “De wereldwijde vloed” bracht veel nieuws. Toen, tot verbazing van tallozen, brak hij met het Christelijke geloof. Deze stap was eerlijk voor hemzelf. Hij weigerde te doen alsof – en dat valt in hem te waarderen. Hij schreef een uitgebreide verklaring voor die stap, in 11 grote artikelen. Maar kloppen zijn argumenten?
Ik publiceer wat hij zelf op zijn site heeft gezet (www.dewereldwijdevloed.nl), maar voeg daar een aantal noten aan toe waarin ik uitspraken van Evenboer bekritiseer. Ik behandel zijn artikelen zoals die tot 10 juli 2020 op zijn site stonden. Latere aanvullingen laat ik hier buiten beschouwing.
Mijn commentaar staat in blauwe letters onderaan.
A.J. Krol
_______________________________________________
WAAROM IK HET CHRISTELIJK GELOOF VERLAAT
4. PROBLEMEN MET JEZUS ALS BELOOFDE MESSIAS
In de vorige hoofdstukken beschreef ik de grote problemen die ik ontwikkelde met de Bijbel. Dat was voor mij, als schrijver van Bijbelverdedigende boeken als 'De Wereldwijde Vloed', niet gemakkelijk. Mijn paradigma stortte volledig in. Toch kon ik de persoon Jezus Christus lange tijd moeilijk loslaten. Een tijdlang geloofde ik niet meer in de onfeilbaarheid van de Bijbel, maar bleef ik vasthouden aan het idee dat Jezus Christus ergens toch wel een ‘hoger’ persoon moest zijn, iemand die God representeerde. Het idee dat Jezus toch wel op heel bijzondere wijze de oudtestamentische profetie vervulde, zat enorm diep. Ik had altijd geleerd dat Jezus álle Messiaanse profetieën vervuld had, dat zijn komst al eeuwen van tevoren tot in detail voorspeld was, en dat God werkelijk alles rondom zijn persoon al in het Oude Testament gecodeerd had.
Echter, door mijn worstelingen met het tegenstrijdige Godsbeeld en de verwerpelijke moraal van veel bijbelgedeelten, durfde ik voor het eerst in mijn leven ook ‘het verhaal van Jezus’ kritisch tegen het licht te houden. Langzaam begon ik te zien dat als je werkelijk de waarheid wilt ontdekken, je niet de argumenten moet gaan zoeken die jouw vooropgestelde idee bevestigen, maar je juist argumenten tégen dat idee moet proberen te vinden. Enkel door de sterkste tegenargumenten op je eigen visie te durven onderzoeken, kun je ontdekken of je eigen overtuiging is geworteld in feiten, of in 'wishful thinking'. Is datgene wat je gelooft echt waarheid, dan heb je van tegenargumenten niets te vrezen. En is datgene wat je gelooft niet de waarheid, dan is het beter daarachter te komen, dan jezelf - uit angst voor de confrontatie - in een illusie vast te houden. 1
Ik begon daarom voor het eerst in mijn leven het idee van Jezus als Messias open-minded te onderzoeken. Voor het eerst besloot ik om mijn wijsheid over dit onderwerp niet uit christelijke boeken te halen, maar zo objectief mogelijk de informatie te ramen. Toen ik dat deed, brokkelde dit laatste ‘fundament’ af. Een nauwkeurige bestudering van de evangeliën deed bij mij juist het idee rijzen dat de schrijvers van het Nieuwe Testament met alle geweld van Jezus de beloofde Messias wilden maken.
Profetieën die Jezus aankondigden
Ik ontdekte dat de schrijvers van de evangeliën (en dan vooral Mattheüs) voortdurend oudtestamentische passages toepassen op Jezus, die op het eerste gezicht aannemelijk lijken, maar wie ze gaat nazoeken komt er helaas achter dat een groot deel van de zgn. ‘vervulde profetieën’…
- …ernstig zijn aangepast om het toe te passen op Jezus,
- …in hun oorspronkelijke context onmogelijk over Jezus kunnen gaan, en
- …soms zelfs nergens in het Oude Testament terug te vinden zijn.
Het was voor mij een schok dit te ontdekken, maar eerlijk is eerlijk: ik had het ook nooit werkelijk onderzocht. Ik wilde gewoon dat de Bijbel de waarheid was, dus kritisch denken zorgde alleen maar voor cognitieve dissonantie. Toch kan ik niet anders meer dan concluderen dat de apostelen op meerdere plaatsen valsheid in geschrifte pleegden om Jezus tot Messias te maken.
Enkele voorbeelden:
- Jezus komt uit Nazareth. Een inwoner van Nazareth noem je een Nazarener. Het OT voorspelt echter nergens dat de Messias een Nazarener zou zijn. Mattheüs vond echter wel een tekst die er een beetje op leek, namelijk Numeri 6:1: ‘Want zie, gij zult zwanger worden, en een zoon baren, op wiens hoofd geen scheermes zal komen; want dat knechtje zal een Nazireeër Gods zijn, van moeders buik af’. Deze tekst gaat allereerst helemaal niet over Jezus; het is de aankondiging van Simson. Simson was geen Nazarener (uit Nazareth), maar een Nazireeër of Nazoreër (iemand die zijn leven aan de dienst van God wijdde). Nazoreeër klinkt misschien een beetje als Nazarener, maar het één heeft helemaal niets met het ander te maken! Toch haalt Mattheüs de tekst over de Nazoreër aan en suggereert vanwege de gelijkenis in klank dat het Oude Testament reeds een Messias uit Nazareth aankondigde. Mattheüs schrijft: “Hij ging wonen in de stad Nazaret, en zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeten: ‘Hij zal Nazoreeër genoemd worden.” Dus ofwel Mattheüs haalt per ongeluk twee woorden door elkaar, ofwel Mattheüs is er zo op gebrand van Jezus de Messias te maken dat hij zijn lezers opzettelijk bedriegt door een oudtestamentische tekst aan te passen zodat het lijkt alsof Jezus’ plaats van herkomst al lang voorspeld was. Ik neig naar dat laatste, want zelfs al zou het probleem Nazarener/Nazoreër er niet zijn, dan nog misleidt hij zijn lezers door een tekst waarin Simson (!!!) wordt aangekondigd uit de context te halen en te suggereren dat het een aankondiging van Jezus is.[1] 2
- Hetzelfde doet Mattheus met de onbevlekte ontvangenis van Maria. Mattheüs zegt dat dit al in Jesaja 7:14 voorspeld werd, waar staat: ‘Daarom zal de Heere Zelf ulieden een teken geven; ziet, een maagd zal zwanger worden, en zij zal een zoon baren’. De tekst in Jesaja 7 is echter helemaal geen Messiaanse profetie. Het volk Israël werd belaagd door vijanden en Jesaja krijgt de opdracht koning Achaz de plannen van God te vertellen. De profeet stelde koning Achaz vervolgens gerust door hem te vertellen dat God hem een teken zou geven dat het goed zou komen: zijn vrouw hem een zoon zou schenken wiens naam Immanuel zou zijn. Dit stelde de koning gerust, het kind kwam inderdaad ter wereld, en de strijd werd gewonnen. Mattheüs heeft vermoedelijk lang in het OT gezocht totdat hij een tekst kon vinden over een jonge vrouw die zwanger werd, deze uit de context gehaald en hem zomaar op Jezus toegepast, terwijl de rest van Jesaja 7 laat zien dat het niets te maken heeft met een Messias die honderden jaren later zou opstaan, maar met een persoon in Jesaja's tijd. Wat voor een nut zou het hebben Achaz een teken te beloven dat pas zevenhonderd jaar na zijn dood zichtbaar wordt? Maar dat is nog niet alles: de tekst in Jesaja spreekt helemaal niet over een maagd, maar over een jonge vrouw (Hebreeuws: 'almah'). In de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament, is dit woord echter verkeerd vertaald als 'parthenos', wat wél maagd betekent. Dit lijkt een klein detail, maar is veelzeggend; het bewijst dat de auteurs van Mattheüs en Lukas geen Joodse discipelen van Jezus geweest kunnen zijn, maar latere Grieks sprekende auteurs waren met weinig kennis van het Joodse Oude Testament, die gezocht hebben naar een tekst van een maagdelijke geboorte in het Oude Testament, en bij Jesaja 7 uitkwamen. 3
- In Hosea 11 staat: “Toen Israël nog een kind was, had ik het lief; uit Egypte heb ik mijn zoon weggeroepen. Hoe harder ze geroepen werden, hoe meer ze hun eigen weg gingen. Ze brachten offers aan de Baäls en brandden wierook voor godenbeelden – terwijl ik het toch was die Efraïm leerde lopen en hem op mijn arm nam.” Hosea vergelijkt Israël hier met een kind, een zoon, die God al riep toen deze nog in Egypte was, en die hij aan de hand nam en leerde lopen. Wanneer Jezus, eeuwen later, met zijn ouders naar Egypte vlucht en daarna terugkomt naar Israël, beweert Mattheüs dat daarmee de tekst ‘uit Egypte zal ik mijn zoon roepen’ vervuld werd (Mattheus 2:14-15). Mattheüs haalt precies de woorden uit de tekst van Hosea die een overeenkomst hebben met Jezus die tijdelijk in Egypte was, omdat de rest van de tekst natuurlijk nooit op Jezus toegepast kan worden. Want dat zou betekenen dat Jezus na zijn roeping ook zijn eigen weg ging en afgoderij pleegde…
- Als Mattheüs beschrijft dat door Herodes talloze kinderen vermoord zijn, zegt hij (zie Mattheus 2:17-18): “Toen is vervuld geworden, hetgeen gesproken is door den profeet Jeremia, zeggende: Een stem is in Rama gehoord, geklag, geween en veel gekerm; Rachel beweende haar kinderen, en wilde niet vertroost wezen, omdat zij niet zijn.” Mattheüs citeert hier Jeremia 31:15-17. Laten we die tekst eens even in context lezen: “Zo zegt de HEERE: Er is een stem gehoord in Rama, een klage, een zeer bitter geween; Rachel weent over haar kinderen; zij weigert zich te laten troosten over haar kinderen, omdat zij niet zijn. Zo zegt de HEERE: Bedwing uw stem van geween, en uw ogen van tranen; want er is loon voor uw arbeid, spreekt de HEERE; want zij zullen uit des vijands land wederkomen. En er is verwachting voor uw nakomelingen, spreekt de HEERE; want uw kinderen zullen wederkomen tot hun landpale.” In context blijkt het een tekst te zijn die onmogelijk als aankondiging van de kindermoord kan worden aangevoerd. Volgens Jeremia zullen de kinderen zelfs weer terugkomen uit het land van de vijand, iets wat onmogelijk is als ze gedood zijn! Mattheüs doet hier wat hij telkens doet: hij misleidt zijn lezers door teksten uit een context te halen en te suggereren dat ze een profetie zijn die in Jezus’ leven vervuld werd.
- Johannes de Doper predikte in de woestijn en riep mensen op zich te bekeren. Mattheüs 3:3 zegt dan over Johannes de Doper: “Dit was de man over wie de profeet Jesaja sprak toen hij zei: ‘Luid klinkt een stem in de woestijn: “Maak de weg van de Heer gereed, maak recht zijn paden.’” Het grappige is echter Jesaja het nergens heeft over ‘iemand die roept in de woestijn’. De betreffende tekst in Jesaja (Jesaja 40:3) zegt: “Hoor een stem roept: baan voor de HEER een weg door de woestijn...”. Jesaja zegt dat een stem roept dat er voor God een weg in de woestijn gebaand zal worden. Mattheüs herinnerde zich de tekst vermoedelijk niet helemaal goed en meende dat de tekst sprak over een stem die in de woestijn riep. Misschien vind je dit wat muggenzifterig, maar feit is wel dat er zonder Mattheüs fout niets van de ‘profetische aankondiging’ overblijft. Het ‘roepen in de woestijn’ is namelijk het ENIGE verband tussen de door Mattheüs geciteerde tekst en de bediening van Johannes de Doper. De rest van het hoofdstuk in Jesaja heeft weinig te maken met de uitspraken van Johannes, die vooral opriep tot bekering en doop en mensen waarschuwde voor het komende oordeel. Het feit dat Jesaja volgens Mattheüs een prediker IN de woestijn aankondigde, was dus ook de voornaamste reden dat hij hem op Johannes betrok. 4
- Alle vier de evangelieschrijvers beschrijven hoe Judas Iskariot het plan smeedt om Jezus te verraden. Mattheüs echter voegt hier in Mattheüs 27 enkele details aan toe: Judas zou Jezus uitleveren voor een prijs van 30 zilverlingen, de priesters namen dit geld niet aan omdat het bloedgeld was en kochten er een stuk land van dat van een pottenbakker geweest was. Vervolgens verhing Judas zichzelf uit wroeging. Dat de andere evangelieschrijvers dit helemaal niet vermelden maar Mattheüs wel, is vermoedelijk omdat Mattheüs ook hier met alle geweld een tekst uit het Oude Testament in vervulling wil laten gaan. In Zacharia 11:12-13 staat namelijk: ‘Toen wogen zij mijn loon af: dertig zilverstukken. Maar de Here zeide tot mij: Werp dat de pottenbakker toe; een heerlijke prijs waarop Ik hunnerzijds geschat ben! En ik heb de dertig zilverstukken genomen en die in het huis des Heren de pottenbakker toegeworpen.’ Mattheüs verwerkt alle onderdelen van Zacharia’s tekst in zijn versie van het evangelie. Maar hij gaat vervolgens zeer onzorgvuldig te werk: hij past het citaat van Zacharia subtiel aan door het ineens over een akker te laten gaan, iets wat in de werkelijke tekst niet voorkomt. En dat niet alleen: Mattheüs vergist zich zelfs in de profeet, door te zeggen dat het een tekst uit Jeremia is. (Mattheüs 27:9-10 zegt: “Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jeremia: ‘En ze verzamelden de dertig zilverstukken, het bedrag waarop hij geschat was en dat ze hadden bepaald met de zonen van Israël, en ze betaalden er de akker van de pottenbakker mee, zoals de Heer mij had opgedragen.’”)
Ten slotte nog dit: in het boek Handelingen wordt over dezelfde gebeurtenis gesproken, maar hier wordt de geschiedenis heel anders verteld: Judas werpt het geld niet naar de priesters waarop zij de grond kopen, maar Judas koopt de grond zélf met het geld. Over een verhanging vermeldt Handelingen niets; Handelingen 1:18 zegt dat Judas ten val kwam, zijn buik werd opengereten en dat zijn ingewanden naar buiten kwamen. Volgens Handelingen was dit voorval bij de inwoners van Jeruzalem bekend, en daarom werd de akker sindsdien ‘bloedgrond’ genoemd. De grond heette dus ‘bloedgrond’ vanwege het bloed van Judas! Mattheüs echter beweert dat de grond ‘bloedgrond’ werd genoemd omdat het gekocht werd met bloedgeld – vanwege de dood van Jezus. Als we al deze zaken naast elkaar leggen lijkt het erop dat Judas de grond simpelweg zelf kocht en er door een akelige val ter dood kwam – Mattheüs echter herschreef het hele verhaal zo dat er priesters, zilverlingen en een pottenbakker in voorkwamen, omdat hij per se oudtestamentische teksten in vervulling wilde laten gaan. 5
Verder zijn er veel indicaties waaruit blijkt dat de evangelisten simpelweg de waarheid verdraaiden om van Jezus de Messias te maken:
- JEZUS MOEST UIT BETLEHEM KOMEN.
Jezus kwam uit Nazareth, dat was algemeen bekend. Hij werd dan ook ‘Jezus van Nazareth’ genoemd. Het ligt in de lijn der verwachting dat mensen moeite hadden Jezus als Messias te zien omdat hij niet uit Bethlehem kwam, de stad van David, waar volgens de profeet Micha de Messias zou verschijnen (Micha 5:1). Om van Jezus een geloofwaardige Messias te maken moest hij dus in Bethlehem geboren zijn. Zowel Mattheüs als Lukas plaatsen daarom in hun evangelie de geboorte van Jezus in Bethlehem, maar bijzonder genoeg hebben ze allebei een andere constructie bedacht om de Nazarener in Bethlehem ter wereld te laten komen. Let op: Mattheüs beschrijft dat Jozef en Maria éérst in Bethlehem woonden, vervolgens vanwege de kindermoord door Herodes naar Egypte vluchtten, en pas na terugkomst uit Egypte in Nazareth gingen wonen. Lukas echter beweerde dat Jozef en Maria in Nazareth woonden en slechts kort in Bethlehem terechtkwamen vanwege een volkstelling. Mattheüs zegt dus dat Jozef en Maria uit Bethlehem kwamen, Lukas zegt dat ze uit Nazareth kwamen. En vanwege die reden beweert Lukas ook dat de geboorte van Jezus door een engel werd aangekondigd in Nazareth, terwijl Mattheüs beweert dat een engel Jezus aankondigde in Bethlehem – waar zij volgens Mattheüs nooit gewoond hebben maar enkel tijdens de geboorte verbleven. Conclusie: zowel Lukas als Mattheüs fabriceerden een constructie om Jezus als vervulling van de profetie in Bethlehem geboren te laten worden, maar hun constructies zijn hopeloos met elkaar in strijd – waarschijnlijk omdat Jezus helemaal niet in Bethlehem geboren is, maar in Nazareth. - JEZUS MOEST VAN DAVID AFSTAMMEN.
Mattheüs en Lukas voeren een lang geslachtsregister aan om aan te tonen dat Jezus een nakomeling van David was. Vreemd genoeg is het in beide gevallen een stamboom van Jozef, de vader van Jezus, die helemaal niet de biologische vader van Jezus zou zijn (tenslotte is Jezus door de Heilige Geest ontvangen in de maagdelijke Maria).
Het ergste is echter dat de twee geslachtsregisters volledig strijdig zijn met elkaar. De vader van Jozef heet volgens de ene Jacob en volgens de andere Heli. Mattheüs volgt de lijn van Salomo, Davids oudste zoon en opvolger, maar Lucas volgt de lijn van Nathan, een andere zoon van David. Nog iets vreemds: volgens Mattheüs zijn er 25 generaties tussen Jozef en David, volgens Lucas zijn het er 40.
Conclusie: het lijkt erop dat beide evangelisten per se van Jezus de nakomeling van David wilden maken, en eigenhandig een geslachtsregister hebben gefabriceerd uit de voor handen zijnde bekende geslachtsregisters.[2] 6
Ten slotte zijn er aardig wat teksten te noemen die de suggestie wekken dat de evangelisten hun uiterste best deden zoveel mogelijk ‘vervullingen van de profetie’ op Jezus toe te passen. De evangelisten laten Jezus op een ezel rijden (iedereen in Israël kende Zacharia 9:9 waar staat dat de koning rijdende op een ezel Jeruzalem binnen zou komen), ze laten hem Psalm 22 uitspreken aan het kruis, ze beweren dat zelfs zijn kleren verdeeld zouden worden zoals de Psalm zegt. Natuurlijk kan dit allemaal waargebeurd zijn, maar iedereen die de Bijbel met kritische ogen leest zal zeggen dat men simpelweg bewust de profetie vervulde in Jezus, door deze elementen later aan hem toe te schrijven. Jezus was niet eens de enige Messiasfiguur waarbij dit gebeurde. Aangezien de Messiasverwachting onder de Romeinse overheersing tot een climax was gekomen, kende de eerste eeuw een komen en gaan van ‘messiassen’ die opstonden onder het Joodse volk, vaak vergezeld van discipelen die vol bombarie hun rabbi als ‘de verlosser’ naar voren schoven. Dat er talloze profetieën op Jezus werden toegepast, is daarom niet uniek. Daar komt bij dat de evangeliën decennia na de feitelijke gebeurtenissen werden opgetekend, waardoor het publiek onmogelijk alle details nog kon controleren (daarover later meer). Op het moment dat de evangeliën verspreid begonnen te worden, waren de meeste ooggetuigen al overleden!
Laten we eerlijk zijn: als we de ‘Mattheüs-methode’ hanteren dan kunnen we van ieder persoon de Messias maken, want er zijn altijd wel teksten die je uit de context kunt trekken en als een ‘profetie’ kunt aandragen. 7
Met dezelfde methode kan ik zelfs mijzelf tot Messias maken:
- Tjarko heeft vanochtend brood gegeten, waarmee vervuld werd wat de Schrift zegt: ‘Hij kreeg brood te eten’ (1 Samuel 30:11) en ‘hij zal in de ochtend brood in overvloed hebben’ (Exodus 16:12 12).
- Tjarko heeft zondag met vrienden gebarbecued, waarmee vervuld werd wat de profeet Jesaja sprak: ‘Ik heb een vuur gestookt, op de gloeiende houtskool heb vlees geroosterd om te eten.’
- Tjarko is vandaag bezig geweest met de opmaak van een binnenwerk van een boek waarbij hij zich aan het vooraf gesproken ontwerp moest houden, opdat vervuld werd wat de Schrift zegt: ‘Houd je aan het ontwerp dat je getoond is.’ (Exodus 25:40).
- Tjarko is een vader van twee kinderen, waarmee de Schrift vervuld werd: ‘God ontfermde zich over zijn twee kinderen’ (Tobit 8:17 17)
- Tjarko bespeelt piano, gitaar, bas en drums, waarmee hij het Schriftwoord vervulde: ‘hij is zeer bedreven in het bespelen van muziekinstrumenten’ (2 Kronieken 34:12 12).
Een beetje flauw misschien, maar het maakt mijn punt helder: bij werkelijk ALLES van Jezus’ leven is wel een tekst in het Oude Testament te vinden, want blijkbaar is er geen enkel criterium waar een tekst aan moet voldoen om een ‘Messiaanse profetie’ te zijn. Historische en tekstuele context maken niets uit, iedere zin het oude testament kan aangedragen worden als profetie. Daar waar een tekst niet helemaal op Jezus past mag hij wat aangepast worden. En zelfs als er géén tekst is weten de evangelisten ze te creëren.[3] 8
Beroemde ‘Messiaanse profetieën’
Zelfs de meest beroemde ‘Messiaanse profetieën’ zijn na nauwkeurig onderzoek moeilijk op Jezus te betrekken.
Jesaja 53
Dit is een van de beroemdste passages waarin Jezus aangekondigd zou zijn: de profetie van de lijdende knecht van God’ die het lijden van het volk op zich neemt. Jesaja 53 blijkt echter, als we het terugplaatsen in de historische context, over Hizkia te gaan, de koning uit de tijd van Jesaja. Deze koning groeide als een van de weinige rechtvaardigen op in een periode van grote afgoderij (hij was een loot die opschoot uit dorre aarde), zelfs zijn eigen vader haatte hem vanwege zijn godvrezendheid en hij werd door velen met de nek aangekeken. God maakte hem ziek vanwege de zonde van het volk, het volk echter meende dat God hem ziek maakte vanwege zijn eigen zonde. Hizkia droeg dus de ziekte en smart die het volk eigenlijk had moeten dragen! Hizkia echter accepteerde zijn ziekte zonder zich te verzetten en bereidde zich voor op zijn dood en hij accepteerde dat hij vanwege zijn slechte reputatie begraven zou worden bij de onrechtvaardigen. Hij werd echter genezen door God via Jesaja (dat lezen we enkele hoofdstukken eerder), zijn dagen werden verlengd en de kinderloze koning zou zelfs nageslacht voortbrengen doordat hij 15 jaar bij zijn leven opgeteld kreeg. Na zijn genezing kreeg hij een zoon die hem op kon volgen, Manasse. Koningen en machthebbers bezochten Hizkia na zijn genezing en waren verbaasd over het wonder dat zich had voltrokken, en omdat het volk de genezing zag keerden velen terug tot de aanbidding van God – op die manier bracht de ziekte die Hizkia vanwege de zonde van het volk droeg tegelijk verzoening met God. Hizkia’s ziekte fungeerde als een schuldoffer naar het volk, en omdat Hizkia het zonder klagen droeg en onderging werd hij beloond: ‘hij zou nageslacht zien en zijn dagen werden verlengd’ (vers 10). Voor ons is het moeilijk Jesaja 53 ongekleurd te lezen omdat onze Bijbels heel specifiek vertaald zijn met het idee in het achterhoofd dat het om Jezus gaat, maar wie de tekst in de grondtekst opzoekt ziet dat het in de historische context van Jesaja (de tijdgenoot van Hizkia) over de toenmalige ‘lijdende dienstknecht van God’ ging, de koning.
Natuurlijk zullen veel christenen zeggen dat zelfs áls Jesaja over Hizkia schreef, er nog een ‘dubbele bodem’ in de profetie kan zitten die naar Jezus wijst. Dat zou inderdaad best kunnen, alhoewel het een feit blijft dat we op die manier altijd een vrijbrief hebben de historische context te negeren en er iets in teksten te leggen wat de schrijver nooit zo bedoeld heeft. Hoe dan ook laat bovenstaande uitleg zien dat er zeer goede verklaringen zijn voor een tekst als Jesaja 53, die ook nog eens beter recht doen aan de historische en tekstuele context. 9.1
Psalm 22
Deze psalm, met de tekst ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’, is simpelweg een psalm waarin David zich ellendig voelt omdat hij achternagezeten wordt. De tekst ‘een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn handen en voeten doorboren’ – de enige zin waarin we werkelijk een kruisdood zouden kunnen herkennen – vinden we in de Hebreeuwse grondtekst helemaal niet terug. Daar staat ‘als een leeuw mijn handen en voeten’ waarmee de volle tekst waarschijnlijk zegt: ‘een bende boosdoeners heeft mij omsingeld die als een leeuw aan mijn handen en voeten bijten’. Hoe dan ook: de vertaling ‘die mijn handen en voeten doorboren’ is zeer controversieel en voert waarschijnlijk terug op een misspelling van de Hebreeuwse woorden – echter omdat dit zo goed op Jezus toegepast kan worden wordt de tekst in de meeste christelijke Bijbels wél zo vertaald. 9.2
De oudtestamentische Messiasverwachting
Andersom is het zo dat Jezus feitelijk aan geen enkele voorwaarde heeft voldaan om de Joodse Messias te zijn. Deze uitspraak is voor christenen misschien onbegrijpelijk, omdat zij (net als ik) hun leven lang gehoord hebben dat Jezus alle profetie vervulde. Maar laten we eens eerlijk kijken wat de Messias teweeg zou brengen volgens de Joodse profeten:
- De Messias zal het Joodse volk verlossen van haar onderdrukkers
- De Joden zullen vervolgens verenigd worden en teruggebracht naar hun land en de Messias zal koning van Israël worden en op die manier de troon van David herstellen
- De Messias zal Israël in een ‘messiaanse periode van vrede’ brengen van welvaart en eer voor de Joden – zelfs in die mate dat de hele wereld Israël zou eren en om raad zou vragen
- De tempel zal herbouwd worden en de offerdienst hersteld
- Er zal rechtvaardigheid op aarde aanbreken
- Alle landen zullen erkennen dat de God van Israël de enige ware God is
- De doden zullen opstaan
- Het einde van de wereld zal aanbreken en er zal een nieuwe hemel en aard aanbreken
Het is moeilijk om als christen naar deze Messiasverwachting te kijken zonder er Jezus in te zien, omdat christenen (net als ik) hun leven lang gehoord hebben dat Jezus alles vervuld heeft. Maar als je het lef hebt om objectief te kijken, dan zie je dat de hele Joodse Messiasverwachting draaide om het herstel van Israël als volk, als land, als koninkrijk, als hoofd en voorbeeld van de volken. Het draaide niet om ‘verlossing van zonde’ (hoewel bekering en het stoppen met zondigen natuurlijk wel een onderdeel vormden van het 'herstel' van Israël). Het draaide om de bevrijding en verlossing van het volk dat in ballingschap geweest was, verstrooid was geraakt, onderdrukt werd door andere volken. En Jezus van Nazareth heeft géén van de belangrijkste Messiaanse profetieën vervuld.
Als je als volgeling van Jezus wil blijven geloven dat hij wél de Messias is, dan heb je twee mogelijkheden:
- 1) Je zegt dat hij de profetieën inderdaad (nog) niet vervuld heeft maar dat dat nog gáát gebeuren.
Dit is wat ongeveer de meeste christenen geloven: Jezus komt nog terug en gaat het dan doen. Terwijl nergens in het OT gesuggereerd wordt dat de Messias tweemaal zou komen. Het is een poging het probleem op te lossen door het naar de toekomst te schuiven. - 2) Je zegt dat hij de profetieën wél vervuld heeft, maar dat het onzichtbaar of geestelijk gebeurd is.
Dat is ongeveer wat Paulus deed: hij beweerde dat Jezus wel koning was geworden, maar niet letterlijk over Israël, maar in de hemel. De herbouwde tempel was de kerk en/of de gelovige. En het verenigde Israël staat symbool voor iedereen die tot Jezus komt. Jeruzalem is de Gemeente, de overwinning over de vijanden is ook niet letterlijk maar gaat over geesten en machten, enzovoorts. 10
De meeste christenen geloven een mengeling van 1) en 2). Ik zélf geloofde het ook. Maar nu pas zie ik wat een schijnargumenen dit zijn: Jezus voldeed niet aan wat de Messias zou doen maar hij is het tóch want hij deed het onzichtbaar, en dat wat overblijft gáát hij nog doen. Niet voor niets is het voor de meeste Joden onbegrijpelijk dat christenen Jezus als Messias zien: zowel punt 1) als punt 2) zijn overduidelijk een manier om van iemand die geen één Messiaanse profetie vervulde, toch de Messias te maken.
Omdat dat wat Jezus deed totaal geen vervulling is van de Oudtestamentische Messiasverwachting, zijn de volgelingen van Jezus in de eerste eeuw keihard op zoek gegaan naar teksten in het OT waarmee ze konden suggereren dat Jezus wel degelijk het OT vervulde. We zien dáárom in de evangeliën het geforceerde verlangen om van Jezus een Messias te maken, door het veelvuldig citeren van compleet onjuist uit de context gehaalde zinnetjes en bijzinnen die met veel kunst- en vliegwerk op Jezus toegepast worden, maar geen van allen de essentie van het Messiasschap benadrukken.
En dat niet alleen: christenen zijn ook met terugwerkende kracht de Messiasverwachting gaan aanpassen, om hem toepasbaar te maken op Jezus. De eerste christenen wisten dat het leven van Jezus feitelijk het tegenovergestelde was van wat de profeten aangekondigd hadden: in plaats van dat hij de overwinning behaalde en eeuwige heerschappij bracht, stierf hij een martelaarsdood. Men ontwikkelde daarom het idee dat juist zijn dood de bedoeling was. Een martelaarsdood, en zelfs de dood als zondebok. De eerste christenen ontwikkelden het idee dat de Joden het massaal verkeerd gezien hadden, en dat zij als natie niet begrepen hadden dat de Messias in werkelijkheid moest lijden en sterven voordat hij al die overwinningen zou behalen. De schrijvers van het Nieuwe Testament zijn vervolgens met terugwerkende kracht de Messiaanse verwachting aan gaan passen, door te zeggen dat juist de dood van Jezus het hoofddoel van zijn komst was, om zo de mens van de zonde te bevrijden. Paulus verhief dit zelfs tot de essentie van het plan van God met de mens, en zei erbij dat dit plan ‘altijd een geheimenis was geweest’ – een eufemisme voor dat het nergens in het Oude Testament te vinden was.
Op verschillende plaatsen in de evangeliën wordt gezegd dat de apostelen het eerst nog niet zagen, maar dat Jezus hen de ogen opende door hen vanuit de Schriften te laten zien dat de Christus volgens de profeten moest lijden en sterven en opstaan. Een voorbeeld is Lukas 24:46, waar we lezen: ‘Aldus staat er geschreven, dat de Christus moest lijden en ten derden dage opstaan uit de doden’. Maar deze zin klopt helemaal niet, want het Oude Testament zwijgt in alle talen over deze zaken. Niemand heeft ooit een tekst in het Oude Testament gevonden waar staat dat de Christus zou moeten lijden en op de derde dag opstaan! Hoe geloofwaardig is het dat datgene wat volgens Paulus de 'essentie' van Jezus' komst was, totaal ontbreekt in alle profetieën over de Messias in het Oude Testament? Voor mij werd het duidelijk: de evangelieschrijvers pasten de Messiasverwachting simpelweg achteraf aan om deze op Jezus van toepassing te laten zijn. 11
In het volgende hoofdstuk, 'Problemen met het Nieuwe Testament', ga ik een stapje verder, en houd ik de authenticiteit van het Nieuwe Testament als geheel tegen het licht.
NOTEN:
[1] Sommige bijbelcommentaren proberen dit op te lossen door te beweren dat Mattheüs naar Jesaja 11:1 verwijst waar staat dat de Messias een ‘telg’ uit het geslacht van David zal zijn, en ‘telg’ is in het Hebreeuws ‘netzer’ wat verwant is aan ‘nazarener’. Persoonlijk vind ik dit een enorm gekunstelde verklaring die nog steeds het feit ongemoeid laat dat Mattheüs teksten uit het OT vist en ze ten onrechte op situaties van Jezus toepast, want laten we eerlijk zijn: Jesaja 11:1 kondigt niet aan dat Jezus uit Nazareth komt of een Nazoreeër genoemd zou worden.
[2] Waarschijnlijk vonden zowel Mattheüs als Lukas het belangrijk een zekere symboliek in het aantal generaties te leggen: Mattheus vermeldt namelijk 6 maal 7 generaties, waarmee Jezus het begin wordt van een zevende ‘zeven’. Lukas heeft het over 11 maal 7 generaties, waarschijnlijk omdat hij het getal twaalf symbolischer vond en Jezus het begin wilde maken van de ‘twaalfde generatie’. Beide constructies zouden dan een verborgen symboliek hebben waarin Jezus de eerste van een nieuw hemels geslacht werd, en vanaf nu de volheid aanbrak. Toch kunnen ze niet allebei waar zijn.
[3] Want sommige verwijzingen naar het Oude Testament zijn helemaal niet terug te vinden, zoals Lukas 24:46 of Johannes 20:9. 12
Commentaar op de stellingen van Evenboer:
- Op de glijbaan
Omdat ik het godsbeeld verwierp en de moraal van de Bijbel, durfde ik ook de Persoon van Jezus kritisch te onderzoeken, stelt Evenboer. En het valt al te raden wat de uitkomst is van dat onderzoek, waarvan de auteur meent dat het gaat om ‘nuchtere feiten’. Dit is zijn vierde epistel waarin hij zijn breuk met Bijbel en geloof verdedigt. Maar als A en B niet kloppen (vanwege verkeerde vooronderstellingen), is het voorspelbaar dat het daaropvolgende punt ook niet lijkt te kloppen. De schrijver selecteert eerst wat hij zou willen geloven, om daarna het Christelijke geloof aan de kant te schuiven. De methode die hij gebruikt, zal hem weinig verder brengen. Je moet de sterkste tegenargumenten zoeken. Dat kan iemand zijn leven lang blijven doen. Je vindt argumenten tegen elke opinie. Maar als je van tevoren al hebt bepaald wat de uitkomst zal zijn, kom je daar altijd op uit.
De methode die de schrijver voorstelt is: zoek de beste argumenten tegen je huidige mening. Dat wil ik doen met zijn mening van dit moment, die heel intelligent en doordacht lijkt, maar dat is m. i. slechts uiterlijke schijn.
- De Nazorener profetieën
De messiaanse profetieën deugen niet, stelt Evenboer. Hij hanteert een bijna algebraïsche opvatting van profetieën. De rekensom van het Oude Testament moet precies gelijk zijn aan die van het Nieuwe Testament. Dan deugen er niet zo veel profetieën. Ten eerste zijn ze meestal geschreven in beeldende taal, die niet hetzelfde is als een wetenschappelijke formule. De toepassing is veel meer een kwestie van principes + feiten dan enkel een serie feiten. Dat nog afgezien van het feit dat profetieën soms in fasen of golven vervuld worden. Dat is geheel in lijn met hoe de reeds vervulde profetieën beschouwd werden in het Oude Testament. Dan is er nog een tweede element ook. Sommige zaken, gebeurtenissen of uitspraken in het Oude Testament zijn geen letterlijke profetieën, maar de mensen rondom Jezus zagen in zijn leven allerlei elementen van het Oude Testament weerspiegeld en vonden dat er, door die bijzondere gelijkenissen, van alles uit de Joodse Heilige Boeken werd vervuld. Ze zagen er als het ware de handtekening van God in.
Met die gedachten als leidraad kunnen we de profetieën die Evenboer aanhaalt, nog eens van een andere kant bekijken. Eerst de woorden over het nazireërschap waarover Numeri 6 en ook Richteren 13: 3-5 (waar de door de auteur aangehaalde tekst staat; deze staat niet in Numeri) spreken. Daar gaat het over Simson. Iets dergelijks vinden we in Lukas 1: 15, waar het gaat over Johannes de doper. Is er daar van misleiding sprake, doordat Simson er niet genoemd wordt? Natuurlijk niet. De mensen kenden de geschiedenis van Simson en waren vertrouwd met het nazireërschap. Maar opnieuw komt er een man van God, een nieuwe nazireeër, die bovendien iets gemeen heeft met Simson. Maar Johannes stond dan wel onder een gelofte, toch was hij geen kopie van Simson noch van enige andere nazireeër.
In Mattheüs 2: 23 gaat het over het nazireeërschap van Jezus, maar hier worden nazireeër en Nazorener door elkaar gehaald. Waarom? Omdat de ‘profeten’ Hem een nazireeër noemen. Dat is een extrapolatie, d.w.z. uit de bijzondere functie van het nazireeërschap haalt de kenner van de Bijbel de roeping van God voor een bijzondere dienaar, die – net als Simson – al voor zijn geboorte was gekozen voor een verheven taak. Het feit dat zowel Jezus als Johannes de doper als nazireeërs worden gezien, met een (indirecte verwijzing naar woorden over Simson, laat zien dat het hier niet om een profetie over een eenmalige toekomstige gebeurtenis gaat, maar om geestelijke principes, die golden voor beide personen.
Jezus wordt dus gezien als een nazireeër/Nazarener (Mat. 2: 23; 26: 71). In het laatste geval gaat het om een naam die aan Jezus werd gegeven door buitenstaanders. Blijkbaar stond Hij zo bekend. In 2: 23 gaat het om een commentaar van Mattheüs op wat er gebeurt. Hij legt een direct verband tussen de plaats Nazareth en het nazirenerschap. Maar elders in het N.T. verstaat men Nazorener als ‘Inwoner van Nazareth’. Tot driemaal toe wordt het woord Nazorener zo vertaald en ook later (in Handelingen) heten de Christenen eenmaal Nazoreners. Men zag dus een verband tussen nazireeër en Nazorener vanwege de woordgelijkenis. Hierin zag men een profetische heenwijzing – en dat zal ons niet verbazen bij een ruimer opgevat begrip van profetie.
- Een maagd zal zwanger worden
In zijn ontdekking van ‘nieuwe waarheden’ draaft Evenboer door. Hij wordt zelfs fel. De maagd van Jesaja 7 is geen maagd en slaat niet op de moeder van Jezus. Bovendien zijn de getuigen van het eerste uur niet anders dan laaghartige vervalsers, die bovendien niet Joods waren. Laten we alles eens nauwkeuriger bekijken.
“De maagd zal zwanger worden en een zoon baren,” uit Jesaja 7: 14 is geen messiaanse profetie. Het is een woord voor koning Achaz van Juda (en daarmee is het een profetie voor hem). Die is uitgekomen, en inderdaad is het Noordrijk samen met Aram ontvolkt, zoals de profetie dat aankondigt
Maar dezelfde profetie moet je verder lezen, en dan zie je dingen die zeker niet gebeurd zijn in de tijd van Achaz (ongeveer 730 v. C.). Het gaat over verwoesting en toch ook heil. Dat heil is niet gekomen in Juda in de tijd na Achaz. Daarom zijn deze woorden meer dan alleen een profetie voor Achaz. Bovendien is er iets bijzonders met de ‘jonge vrouw’ die zwanger zal worden. Dat gebeurt dagelijks. Dat is eerder een constatering dan een profetie. Het Hebreeuwse woord jonge vrouw hoeft geen ‘maagd’ te betekenen, maar dat betekent het gewoonlijk wel, en daarmee is de Griekse vertaling (‘maagd’) voor de hand liggend. In dat geval zegt Jesaja meer dan alleen iets dat bestemd is voor Achaz en zijn tijd. Verder is ons niets bekend van een zoon van hem met de naam Immanuël. Die naam duidt op een bijzonder ingrijpen van God, ter redding van het volk.
Dat is de reden waarom Jesaja 7: 14 gezien werd als een messiaanse aankondiging, en dat was ver voor de komst van Christus al het geval. Daarom zijn ook de woorden van Evenboer wel heel erg vreemd: “Mattheüs en Lukas geen Joodse discipelen van Jezus geweest kunnen zijn, maar latere Grieks sprekende auteurs waren met weinig kennis van het Joodse Oude Testament, die gezocht hebben naar een tekst van een maagdelijke geboorte in het Oude Testament, en bij Jesaja 7 uitkwamen.” Nooit twijfelde iemand aan de Jood Mattheüs als een volgeling van Jezus van het eerste uur en Lukas als compagnon van Paulus. Maar in de ogen van Evenboer verworden ze tot charlatans, die door slinkse streken nog tijdens het leven van de apostelen de zaak hebben bedrogen. En dat gegrond op een verkeerd verstaan van profetie in het algemeen en de woorden van Jesaja in het bijzonder... Evenboer stelt het ene na het andere, zonder enig bewijs of dwingende logica.
(Zijdelings nog even dit: de onbevlekte ontvangenis van Maria slaat op de geboorte van Maria in de Roomse theologie, en dat is iets anders dan de maagdelijke geboorte van Jezus.)
- Andere messiaanse teksten
Nog drie teksten werpt Evenboer zijn lezers voor de voeten. Op grond daarvan concludeert hij (alweer) dat de Bijbel en het Christelijke geloof niet kloppen. Hij zegt van Hosea 11: 1 (“Uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen...”) dat dit onmogelijk op Jezus kan slaan. Maar God heeft Israël (zijn zoon) inderdaad uit Egypte geroepen, en wonderlijk genoeg geldt dat ook voor Jezus. Weer zo’n woord uit de Bijbel dat (hoewel het niet direct over Jezus gaat) toch de verrassende ontdekking veroorzaakt: In Hem zien we ons hele geloof en de hele Bijbel terug. Ook hier is weer een bredere kijk op het woord profetie nodig dan Evenboer hanteert. Bovendien staat er in Mattheüs 2: 15 over dit woord uit Hosea (zie de Studiebijbel): “Opdat vervuld zou worden”, en niet dat dit woord ”werd vervuld”. Dat laatste staat er gewoonlijk. Alleen al die woorden duiden aan dat het hier om iets anders gaat, namelijk geen letterlijke vervulling maar wel de uiteindelijke vervulling van de roeping van Israël in de Persoon van Jezus Christus.
“... Een stem is in Rama gehoord...”, een woord uit Mattheüs 2: 18 en tegelijk een aanhaling uit Jeremia 31. Volgens Evenboer zijn zowel Jeremia als Mattheüs de weg kwijt. Hem ontgaat de strekking van deze zaak. Rama (ten noorden van Jeruzalem) en Bethlehem (ten zuiden van Jeruzalem) maken vergelijkbare dingen mee, ook al verschillen de gebeurtenissen 600 jaar in tijd. Bewoners van Israël worden omgebracht door geweld. Groot verdriet, met daarbij toch ook de aankondiging van vreugde en van messiaanse tijden (het nieuwe verbond). Uiteindelijk zal het kwaad worden overwonnen. Maar Evenboer leest ’t verkeerd. Hij denkt dat alle kinderen van Israël werden gedood. Hoe kunnen ze dan nakomelingen krijgen en terugkeren, vraagt hij zich af. Maar hij zit ernaast. Hoewel de gebeurtenissen tijdens Herodes minder ingrijpend zijn, ziet Mattheüs grote overeenkomsten. Hij zal daarbij ook aan de heilsprofetie en de belofte van het nieuwe verbond van Jeremia hebben gedacht.
Waarom tekent Mattheüs Johannes de doper als een roepende in de woestijn? (Mat. 3: 3) Hij spreekt dan wel over iemand in de woestijn, maar Jesaja spreekt over dingen die zich in de woestijn moeten voltrekken. (Jes. 40: 3) Dat lijkt een groot verschil, maar dat is het niet. De profeet ziet in de geest als gebeuren wat niemand nog weet. Hij staat er als het ware bij. Dan klimt hij op een berg (in de woestijn, wat ook kan betekenen: de wildernis), volgens vers 6, en roept: “Zie , hier is uw God.” Er is dus niets fout aan de woorden van Mattheüs over de ‘roepende in de woestijn.’
Zijn deze woorden van Jesaja een profetische aankondiging? Niet volgens de algebraïsche benadering van Evenboer. Maar wel in de zin dat de mensen in deze woorden van Jesaja Johannes de doper herkenden. In Jesaja 40: 1-11 gaat het over schuld en vergeving, vernieuwing en eeuwigheid. Er ontstaat een nieuw werk van God – net als ten tijde van Johannes de doper met zijn boodschap van schuld, vergeving en vernieuwing.
- Bloedgeld
Hoe zit het nu met het levenseinde van Judas Iskariot? Op het laatst heeft hij eerst Jezus verraden, daar geld voor gekregen, en toen? Kocht hijzelf met dat geld een akker van de pottenbakker? Werd dat geld door anderen aan de pottenbakker toegeworpen? Maar zat er dan ook een pottenbakker bij de hooggeplaatste Joden nabij de tempel? Is er gerommeld met de tekst? Door Mattheüs soms, die zo graag - volgens onze criticus – de werkelijkheid vertroebelt om net te doen alsof allerlei oude profetieën letterlijk uitkwamen?
Het gaat wat ver om onduidelijkheden in de tekst te beschouwen als een vorm van bedrog. De mensen hebben vanaf het eerste begin de boeken van het Nieuwe Testament uit den treure bestudeerd. Al die onduidelijkheden zijn toen al onderkend en daar zijn oplossingen voor aangereikt. Wie betaalde geld aan de pottenbakker voor een stuk grond? Waarom een stuk grond? (Zacharia spreekt daar niet over, maar dat is wat er met die 30 zilverlingen gebeurde.) Hoe is Judas precies aan zijn einde gekomen? Neergestort of ophanging of beide?
Dit zijn geen elkaar uitsluitende tegenstellingen, maar verschillende kanten van hetzelfde verhaal. Die vragen zijn niet opgelost, dus je kunt er ook geen verregaande conclusies aan verbinden, zoals Evenboer dat doet. Hij insinueert dat de dood van Judas te wijten is aan een ‘ongelukkige val’. Maar het ging om zelfmoord uit gewetenswroeging. Kan de naam ‘bloedgrond’ niet twee oorzaken hebben? Het kan gaan over bloedgeld, waar grond mee werd gekocht en tegelijk over de plaats waar Judas dood werd aangetroffen.
Dan blijft de vraag over of de woorden van Zacharia profetisch bedoeld waren voor de tijd van Jezus. De profetie uit Zacharia 11: 12-14 lijkt in eerste instantie op een woord voor zijn eigen tijd. Maar er is een breder verband: slechte herders, die het volk verkopen en God die ingrijpt. In het directe vervolg in Zacharia 12 gaat het zelfs over “Hem aanschouwen, die ze doorstoken hebben”. Dat ingrijpen van God en dat slachtoffer in de plaats van het hele volk gaat boven de tijd van Zacharia uit. Is het niet voor de hand liggend dat de vroege Christenen dat vervuld zagen in Jezus en de gebeurtenissen rondom zijn dood?
Ook hier moeten we de profetie in haar totaliteit bekijken, maar zonder er een bijna wiskundige precisie aan toe te kennen. Dat is moeilijk, want het is symbolische taal. Het is zelfs niet goed mogelijk het op Zacharia en zijn tijd te laten slaan. Dan is het enige wat overblijft dat het zo verbluffend klopt... Maar dan binnen de gangbare ‘profetische ruimte’.
- Bethlehem en David
Een volgende punt van kritiek op de Bijbelse verslaglegging betreft de plaats waar Jezus werd geboren en de genealogie die laat zien dat Hij van David afstamt. Nu zijn er vanaf de tweede helft van de tweede eeuw pogingen gedaan om deze geslachtsregisters te harmoniseren. Dat is mogelijk bij de aanname dat er geadopteerde kinderen zijn, dat er namen uit de lijsten zijn weggevallen en dat mensen bekend stonden onder verschillende namen. Dat valt niet meer te controleren aan de hand van de oorspronkelijke geslachtsregisters in de tempel. Maar we kunnen constateren dat het probleem de Christenen uit de eerste eeuwen niet erg in de war heeft gebracht.
Woonden Jozef en Maria eerst in Bethlehem, volgens Mattheüs? Dat staat er niet. Slechts wordt vermeld dat ze zich na hun verblijf in Egypte in Nazareth vestigden. Je kunt geen tegenstelling halen uit wat er niet staat. Tal van oplossingen zijn mogelijk, bijvoorbeeld dat Jozef en Maria zich vanuit Bethlehem recent in Nazareth hadden gevestigd toen de geboorte van Jezus werd aangekondigd.
Is het Bijbelse verhaal van de geboorte van Jezus een ‘constructie’, d.w.z. bedacht om mensen iets wijs te maken? Dat gaat erg ver. De eerste bewaard gebleven stukjes van de Evangeliën stammen van de tweede eeuw (en misschien in een geval al van de eerste eeuw). Al voor het jaar 100 en kort daarna werden ze geciteerd door kerkvaders van wie de geschriften nog geheel of deels bewaard zijn gebleven. Waarom zouden ze dat gedaan hebben? Er waren toen nog ooggetuigen van wat de Evangeliën vertellen en zeker de kinderen van de ooggetuigen. Er woedde een felle strijd tussen Joden en Christenen, waarin zeker ook de visie op Jezus een rol speelde. De eerste Christenen waren blijkbaar op logische gronden overtuigd van de waarheid van de Evangeliën.
Jezus moest inderdaad, volgens eeuwenoude profetieën, van David afstammen en uit Bethlehem komen. En zo is dat gebeurd. Uiteindelijk is er geen enkel steekhoudend argument door Evenboer van het tegendeel aangevoerd.
- Wie is de echte Messias?
Er waren tal van messiassen in de tijd van Jezus, volgens Evenboer. Ahum! Een enkele bedrieger was er wel, maar die viel al gauw door de mand. Er is geen enkele die langer dan enkele jaren volgelingen trok. De gedachte dat er een keuze bestaat uit allerlei messiassen deugt niet. Als er geen namen in de Bijbel hadden gestaan van valse messiassen dan zouden we er mogelijk niets van weten. En ook in de begintijd was het nooit de vraag of er een andere messias-kandidaat was. Die was er niet.
Kun je profetieën kneden naar behoefte, zoals de ezel uit Zacharia 9 en de bewogen woorden van Psalm 22? Zijn die tamelijk willekeurig uit de Bijbel geplukt en toegepast op Jezus? Had niemand die geestelijke fraude door?
Vreemde gedachte trouwens. Als Jezus de profetieën vervult, zijn die ‘er met de haren bijgesleept’. Het ligt meer voor de hand dat iemand die de profetieën NIET vervult, geen Messias is.
De werkelijkheid wil dat de eerste Christenen met grote zorg waakten over de juiste overleveringen. Vanaf het eerste begin waren er ook vervalsers die andere geschriften over Jezus in omloop brachten, om een andere leer te propageren. Ze werden vanaf het allereerste begin bestreden. Dat blijkt al uit de Brieven in het Nieuwe Testament. Als iemand probeerde een afwijkende boodschap te brengen, werd er meteen met kracht voor hem gewaarschuwd. Er was een algemeen geaccepteerde standaard van de boodschap van het Nieuwe Testament en de boeken die daar een plaats hadden. Er waren slechts enkele boeken die twijfel opriepen, maar dat had geen gevolgen voor de geloofsleer. Voordat de canon definitief werd vastgesteld, was er al lang een – vrijwel gelijke - onofficiële canon.
Blijft over de vraag: Waarom werd Jozef gezien als de vader van Jezus. Heel eenvoudig, omdat juridisch gezien dat de gewone gang van zaken was.
- Een rammelend voorbeeld
De auteur heeft heel knap een aantal willekeurige Bijbelse uitspraken bijeengezocht en gedaan alsof die op hemzelf zouden kunnen slaan. En ja hoor, het lukt – zoals je voor iedereen wel iets van zijn gading kunt vinden. Is daarmee alle profetie en alle beroep op profetische Bijbelgedeelten in diskrediet gebracht? Welnee.
Het allerbelangrijkste ontbreekt namelijk: de juiste setting. Jezus weerspiegelde niet slechts enkele losse uitspraken uit de profetische geschriften, Hij toonde dezelfde principes. Dat ontbreekt bij ons. Verder hebben we geen stamboom die ons terugvoert naar David als onze voorouder, en ook leven we in een andere tijd. De tijd van Jezus was profetisch aangewezen voor de komst van de Messias.
Dus: Evenboer, dat heb je leuk geprobeerd. Proficiat! Maar het heeft niets te betekenen.
- Jesaja 53 en Psalm 22, messiaanse profetieën?
9.1 Jesaja 52: 13 – 53:12 gaat over de Lijdende Knecht des Heren. Is dat Jezus? Wordt zijn lijden aan het kruis daar in beeldende taal beschreven? De gelijkenissen zijn talrijk. Maar Evenboer denkt dat het wel eens om koning Hizkia kan gaan. Hoe aannemelijk is die opvatting?
Evenboer heeft blijkbaar een kennis die geen enkele andere geleerde heeft. Hij zegt dat het ‘blijkbaar’ om Hizkia gaat, die bovendien ziek werd in de plaats van het volk, wat nergens vermeld staat. Laten we eens proberen ook de andere kenmerken in deze aankondiging van Jesaja op Hizkia toe te passen (of op willekeurig welke andere persoon). Misvomd – koningen verstommen – veracht en verlaten – onze ziekten op zich genomen – doorboord en verbrijzeld – hij droeg de straf voor de mensen en bracht daardoor vrede en genezing – hij droeg onze ongerechtigheid – mishandeld – als een lam ter slachting – gedood – begraven – schuldoffer – rechtvaardigmaker – onder de overtreders gerekend – zonden gedragen enzovoorts. Behalve dat Hizkia op het einde van zijn leven ziek werd en weer genas, slaat niets van dit alles op hem of op enig ander mens. Het gaat hier om iemand die zonden wegneemt.
Er zijn een aantal profetieën over een belangrijke maar in de tijd van Jesaja onbekende persoon: de Knecht des Heren. Hij brengt een nieuw verbond, Hij brengt het Woord van God over de hele wereld, Hij brengt een extreem goede boodschap, om maar enkele dingen te noemen. Niets daarvan kun je vinden bij enige persoon uit de tijd van Jesaja of later. Behalve Jezus. Er is geen tweede kandidaat.
9.2 Psalm 22 is een profetische Psalm. Het kan zijn dat het in de eerste plaats gaat over een zware periode in het leven van David, waarin hij veel te verduren had, eenzaam was en zich door God verlaten voelde. Maar er zitten ook elementen in die uitgaan boven diens leven, zoals vers 28: Alle volken zullen zich tot God bekeren. Dat brengt een toekomstelement in de woorden van deze Psalm, een profetische lading. Die wereldwijde prediking vond eerst plaats toen de kerk haar werk begon.
In elk geval zagen de eerste gelovigen in de dramatische woorden van David (te dramatisch voor hemzelf?) het leven van Jezus weerspiegeld. Daarbij maakt het niet zoveel uit dat je vragen kunt stellen bij de juistheid van de vertaling ‘doorboren’. Is er dan een ‘betere’ vertaling? Niet volgens de deskundigen.
Voor Davids leven lijken deze woorden te zwaar. Een dichterlijke vrijheid? Het past veel beter bij de ervaringen van Jezus die het hele Oude Testament en het volksbestaan van Israël uitbeeldt. Een wereldwijde verkondiging van Gods Woord en bekering van volken vond onder David niet plaats, maar wel onder en na Jezus. Psalm 22 is pas werkelijkheid geworden met Jezus.
- Het ‘reeds’ en ‘nog niet’
Er staan nog allerlei zaken te wachten die onder de eerste komst van Jezus niet gerealiseerd werden. Of heeft Evenboer gelijk? Hij stelt: Er zijn zoveel profetieën niet uitgekomen, dat je moet constateren dat Jezus niet de beloofde Messias is. Een verregaande conclusie. De vragen die hij opwerpt komen al enkele malen in het Nieuwe Testament voor. Dus de gedachte dat er gerommeld is, dat er een soort geestelijke fraude is gepleegd of dat het vanaf het begin voor ieder duidelijk was dat Jezus niet de Messias was, gaat tegen elke redelijkheid in.
Er zijn vragen. Er zijn ook antwoorden. Sommige van die antwoorden hebben een voorlopig karakter. Maar er is voor Christenen geen reden om de redenering van Evenboer te volgen.
De auteur komt tot slot bij twee oplossingen terecht, die hij beide verwerpt. 1. Jezus heeft nog niet alles vervuld. Rest volgt. 2. Jezus heeft wel alles vervuld, maar in geestelijke of figuurlijke zin. In beide gevallen heeft Jezus volgens Evenboer niet voldaan aan de vereisten van de profetieën. Die twee sluiten elkaar niet uit.
Opnieuw stelt Evenboer een aantal regels op. Als de Bijbel zijn regels niet volgt, verwerpt hij haar boodschap. De indrukwekkende opsomming die hij maakt, laat zien waar hijzelf de mist ingaat. Zijn eisen zijn onredelijk. Jezus en de apostelen bespreken de punten die hij aanvoert, maar komen met een andere oplossing. De Bijbel is er duidelijk over. Jezus is in de eerste plaats gekomen als Priester en zal terugkomen als de grote Koning. Dat was voor de schriftgeleerden al een probleem bij de bestudering van de messiaanse aankondigingen, ver voor de komst van Jezus. Priester of Koning? Beide tegelijk was in het Joodse denken onmogelijk, want de koning kwam uit de stam Juda en de priester uit de stam Levi. Pas Jezus en de apostelen leggen uit hoe het precies zit. Daarmee komt er ook een tweedeling in Jezus werk. Het priesterlijke eerst, het koninklijke volgt nog in haar volle glorie.
Evenboer gebruikt de woorden ‘totaal geen’ en ‘schijnargumenten’. Hij wekt de indruk dat er lange tijd geknoeid is met de profetieën en de feiten uit Jezus leven, om daar een aannemelijk verhaal uit te smeden. Ook stelt hij dat niets van de belangrijkste messiaanse profetieën is vervuld. Dat alles is zwaar overdreven. Evenboer legt uit dat hij gelijk heeft, omdat hij dat zelf vindt. Maar de traditionele Christelijke uitleg, zoals die sinds Jezus en de apostelen is gegeven, klinkt overtuigender dan de Evenboeriaanse veronderstellingen.
De apostelen vragen, vlak voor de hemelvaart: “Herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël?” (Handelingen 1: 6) Dat is ook een vraag van de schrijver van dit artikel. Blijkbaar waren de eerste Christenen zich zeer bewust van dezelfde zaken. Zo blijft overeind de oude Christelijke opvatting. Jezus is al koning, maar de volle openbaring daarvan moet nog volgen. Dat koningschap van Jezus wordt al in de aankondiging van de engel van zijn geboorte in het Mattheüsevangelie genoemd, en is niet slechts een ‘vondst’ van Paulus.
- Geforceerd?
De volgelingen van Jezus werden overweldigd door de kracht, wijsheid en de Bijbelse woorden van Jezus. Ze wisten dat zulke woorden eeuwen en eeuwen niet geklonken hadden. Nog nooit had Iemand zulke wonderen gedaan als Hij. In alles gaf Hij er blijk van de langverwachte Messias te zijn. Maar Evenboer, die daar niet bij was, weet nauwkeurig te vertellen dat het allemaal in scène is gezet. Waar haalt hij die bovenmenselijke wijsheid vandaan? Wat een pretenties!
- Profetieën over het lijden en de opstanding van Jezus
In de noten wordt gesuggereerd dat het Oude Testament zwijgt over dood en opstanding van Jezus. Dat kun je alleen zeggen als je van tevoren (zoals Evenboer dat deed) Jesaja 53 uitschakelt. Maar er is veel meer dat spreekt van dood en opstanding zelfs op de derde dag. In zijn Pinkstertoespraak haalt Petrus Psalm 16: 8-11 aan. Jezus gebruikt er bijna dezelfde woorden voor als Hosea 6: 2,3. Maar dat is stof voor een hele studie. Ik stel slechts het tegendeel van Evenboer: Het Oude Testament heeft de dood en de opstanding van Jezus ontegenzeggelijk aangekondigd.
Bram Krol
26-08-2020