aelv-2.jpg

De blanke tovenaar

Oooooh!!! Ooohhh!!! Ik schrok wakker uit de ongemakkelijke houding in mijn plastic tuinstoel. Over mijn antwoord kon ik niet nadenken. Het zal ook wel geklonken hebben als ‘ooohhh’. Ik wist even niet waar ik was, of hoe laat het was. Aan de overkant van het zilvergrijze lint van de zandweg, oplichtend in de maan, maakte een fietser zich met grote haast uit de voeten. Wat ging die man hard. ‘Oooohhh!’ zei hij nog eens, met een angstige kreun. Dat was dan onze conversatie, kort na middernacht. Er viel niets meer aan toe te voegen.

Intussen zat ik daar met kloppend hart. Mijn tergende hoofdpijn was na tien minuten slaap niet verdwenen. Toch mocht ik van geluk spreken. Ik had niet verwacht deze nacht zoveel slaap te krijgen. In de verte, bij vlagen storend luid, hoorde ik de keiharde muziek, die me gedwongen had mijn gastenverblijf te ontvluchten. Ik had pas enige rust gevonden op een zandpad, de grote weg naar het zuiden vanuit het stadje Mangai, net waar het oerwoud begint, ruim vijf kilometer, misschien wel zes, van de bron van de geluidsoverlast.

Omdat er in het bos teveel muggen waren, had ik besloten me aan de rand van het weggetje op te stellen, niet wetend dat er voor vier uur reizigers langs zouden komen. Natuurlijk schrokken die zich te pletter. Nachtelijke berovingen zijn hier niet ongebruikelijk. Congo is een soort Wilde Westen, met weinig orde, weinig veiligheid en autoriteiten die je bij elke gelegenheid proberen uit te buiten. Met een westerse portemonnee weten ze goed raad. Maar maatregelen tegen geluidsoverlast? Nog nooit van gehoord. Zij woonden trouwens aan de ‘goede’ kant van de geluidsboxen.
Goed, muggen waren er hier ook, en andere stekende insecten, maar niet zulke dichte wolken als tussen de struiken. En een miereneter, die op de vlucht sloeg toen ik me bewoog. En vleermuizen, die me beschermden tegen een té grote overlast aan gezoem rond mijn oren... Het was hier nog best goed toeven.

Het begon vanaf de eerste nacht van ons verblijf. De pastoor had zich tegen onze evangelisatiecampagne gekeerd, nadat hij eerst had geweigerd er zelf aan mee te werken. Hij was bang voor klantenverlies, wie kan hem dat kwalijk nemen? Als teken van haar overmacht bezit de katholieke kerk in Mangai een professionele geluidsinstallatie, die geregeld verhuurd wordt. Omdat de protestanten al eerder bij de autoriteiten klaagden over zware geluidsoverlast, staat sindsdien die installatie zo opgesteld, dat juist de protestanten er overlast van ondervinden. Al meer dan een jaar...

In die omstandigheden kwamen we aan in Mangai (90.000 inw.), met ons evangelisatieteam. Acht musici, inclusief een technicus, daarnaast de chauffeur en zijn helper en drie sprekers. Mangai ligt 700 km. ten zuidoosten van de hoofdstad Kinshasa, en vanuit de belangrijkste stad van de provincie Bandundu, Kikwit (1,2 miljoen inwoners) kost het één à twee dagen rijden over zandwegen en enkele halfvergane bruggen om er te komen. Al voor onze komst vermeldde de pastoor al: “Die blanke is een gevaarlijke tovenaar.”
Resultaat van die ongewenste aankondiging was een extra grote nieuwsgierigheid, maar ook een nog toegenomen geluidsoverlast. Meteen al de eerste nacht lag ik te schudden in mijn bed vanwege het lawaai. Dat kwam me slecht uit. De voorgaande nacht was kort geweest, omdat ik ruim vóór zessen óp moest om in de ochtendbijeenkomst van een kerkje te spreken in Dibaya-Lubwe, 40 km. van Mangai verwijderd. Maar ’s avonds, na de evangelisatiebijeenkomsten, werd het steeds erg laat, dus was de nacht té kort geweest voor mij. Ik had gehoopt deze nacht wat rust te vinden.

Ik vroeg de nachtwaker waar dat lawaai vandaan kwam. “O, dat zijn jullie eigen musici,”  had deze gezegd. Hij was niet goed op de hoogte, maar ik vreesde een moment dat onze muziekinstrumenten gebruikt werden voor weet-ik-wat-voor-bijeenkomst. Ik hoorde niet anders dan populaire christelijke songs, al verkreeg ik daar weinig troost uit. Even verkeerde ik in de veronderstelling, dat het tij nog te keren viel. Van de woorden van de pastoor wist ik toen nog niets. In sommige plaatsen kunnen we heel aardig samenwerken met de Rooms-katholieke kerk. We hebben geen behoefte aan kerkelijke strijd.
Natuurlijk pakte het verkeerd uit. Ik kwam in een boxershirt en op mijn teenslippers bij de lawaaimakers uit. Ze vroegen me wat ik kwam doen, maar ik kon me niet verstaanbaar maken. Ik trok wat draden los, en dat hielp. Toen trok ik er nog wat los, en nog wat... Ik legde uit dat ik slapen wilde, maar daarvan had in Mangai nog nooit iemand gehoord. Vijftig jongeren dansten als gekken voor een klein huisje. “Er heerst hier rouw,” werd me te verstaan gegeven. Dat betekent: enkele verslagen mensen binnen, en buiten op sensatie beluste jongeren die geen traan laten en feest maken. Elke dode is hier welkom!
Toen ik in het donker wegliep, kreeg ik een paar stenen met kracht in mijn richting gesmeten. Een kwartier later waren alle geluidsboxen weer verbonden. Tien minuten lang bleef het geluidsvolume een beetje beperkt. Daarna werd het op maximaal gedraaid. Ik kreeg last van mijn hart. Gebrek aan rust is funest voor me, na een recent hartinfarct. In alle stilte heb ik een plastic stoel gepakt, en ben een stuk gaan lopen. Kilometers verder vond ik een plekje op het zandpad, net buiten het stadje. Ik heb me niet meer druk gemaakt, maar slapen was er niet bij.

Het lawaai bleef, nacht na nacht. De tweede nacht in Mangai kreeg ik op grote afstand van het lawaai een bed aangeboden. De nacht was kort, maar weldadig. De derde nacht hadden de lawaaimakers ontdekt waar ik geslapen had, om daar in de buurt een tweede dansfestijn te organiseren. Zonder rouw lukt hen dat ook heel goed. Terwijl de bewaking van mijn verblijf nergens te bekennen viel, verdween ik opnieuw. Ze zouden tot de volgende ochtend niet weten, dat ik afwezig was. Druk maakte ik me niet. Ik was dankbaar en tevreden. We hadden in die drie dagen met nachtelijk lawaai, meer dan 1000 mensen tot geloof zien komen. Wat is nu belangrijker?

De volgende ochtend tegen half zes besloot ik terug te lopen. Ik was geradbraakt. Nog steeds klonk het geluid van de muziek bij momenten krachtig. De zware ochtendmist van de nabij-gelegen Kasai-rivier kon dat niet dempen. Maar om klokslag zes zou de muziek stoppen. Zo was het de voorgaande nachten ook gegaan. Ik moest nog ruim een uur lopen.
In het vage licht dat begon door te breken, zag ik iets wat me niet eerder was opgevallen. Er lagen hier een aantal graven. Meteen begreep ik de angst van de fietser. Volgens het Afrikaanse volksgeloof vergaderen tovenaars zich ’s nachts op de begraafplaats, om vandaar hun boodschappers erop uit te sturen om bloed bij hun vijanden af te tappen. Hoe kan ik ooit bewijzen dat ik niet ben, wat half Mangai denkt: een blanke tovenaar? De feiten keren zich tegen me.

Bram Krol
1-Dec 2010 

P.S. Nog altijd denken mensen zo vreselijk romantisch van zendingswerk. “Heerlijk rustig hè, in Afrika, en zo natuurlijk...” “Ben je alweer op vakantie geweest...? Werk je ook nog wel ‘ns?” Ja, ik werk me rot, zowel in Nederland als daarbuiten. Maar dat begrijpt toch geen mens. En die heerlijk, pastorale, sprookjesachtige omgeving, waar ik verblijf? Die heb ik zelf nog niet kunnen ontdekken. Ik ga vanwege de roep van Christus, niet om het avontuur, niet om een verloren paradijs te zoeken, niet vanwege de mensen die zoveel natuurlijker en aardiger zouden zijn dan in Nederland... De hele wereld ligt in de greep van de zonde, en heeft dringend verlossing nodig. Het kenbaar maken van die boodschap is mijn roeping.